25191 |
sneeuwx |
sneeuw:
sjnîê (Q206p Slenaken),
snieë (Q206p Slenaken)
|
sneeuw [DC 03 (1934)], [RND]
III-4-4
|
17753 |
snor |
schnauz (du.):
šnous (Q206p Slenaken)
|
snor (knevel) [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
21287 |
soldaat |
soldaat:
səldo.t (Q206p Slenaken)
|
soldaat [RND]
III-3-1
|
21289 |
soldaten |
soldaten:
səldo.tə (Q206p Slenaken)
|
soldaten [RND]
III-3-1
|
34576 |
spaak |
speken:
spēkǝ (Q206p Slenaken)
|
Elk van de houten staven die de verbinding vormen tussen de velg van het wiel en de naaf. Afhankelijk van de omtrek van het wiel zijn er tien tot zestien spaken. Er zijn twee soorten spaken: ronde en platte. Voor zover ze specifieke benamingen krijgen, worden ze behandeld onder A resp. B. [N 17, 61a-b + 62a-b; N 18, 99; N G, 44a; JG 1a; JG 1b; JG 2b; S 34; A 4, 20b; L 20, 20b; L 7, 13; monogr.]
I-13
|
32750 |
spade, spitschop |
graafschup:
grāf[schup] (Q206p Slenaken),
schup:
šø̜p (Q206p Slenaken)
|
Een schop met een vlak blad, dat min of meer in het verlengde van de steel geplaatst is. Deze schop wordt gebezigd voor het omspitten van de wendakkerhoeken, een lapje grond, de tuin e.d. Al naar gelang de streek en de ervaring is het blad van de spade hartvormig, trapeziumvormig of rechthoekig. Voor het tweede lid van de varianten van samenstellingen zie men het simplex schup verderop in het lemma. [N 11A, 147; N 18, 1 + 2 + 5 + 14; JG 1a + lb; L 7, 15; L 42, 40; Wi 5; Gwn 8, 2; GV, K 7; monogr.; div.]
I-1
|
17694 |
speeksel uitspuwen |
spijen:
ṣpujə (Q206p Slenaken)
|
(speeksel uit)spuwen [RND]
III-1-1
|
24379 |
spin |
spin:
špen (Q206p Slenaken)
|
spin [RND]
III-4-2
|
20121 |
spinnen |
spinnen:
špenǝ (Q206p Slenaken)
|
De handeling die met behulp van een spinnewiel werd verricht. Vooral voor vlas en hennep was het raadzaam de spinvingers nat te houden tijdens het spinnen. Hiervoor had men een klein potje met water aan rokken of wiel hangen (Weyns, pag. 844-845). Soms werden daartoe ook wel kleine, twee-orige kruikjes van ongeveer 7 cm hoog gebruikt, gebakken onder andere te Raeren. [N 34, C; RND 3; Wi 27; S 34; monogr.]
II-7
|
24381 |
spinnenweb |
spinnengeweb:
špɛnəgəwɛp (Q206p Slenaken)
|
spinnenweb [RND]
III-4-2
|