19667 |
tafel |
tafel:
toͅfəl (Q206p Slenaken)
|
een houten tafel [Roukens 12 (1937)]
III-2-1
|
17760 |
tand |
tand:
tand (Q206p Slenaken)
|
tand [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
17680 |
teen |
teen:
tiejən (Q206p Slenaken)
|
teen (toon) [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
27253 |
timmerman |
schrijnenwerker:
šrīnǝwę ̝rkǝr (Q206p Slenaken)
|
Ambachtsman die het timmeren als beroep uitoefent. Tot zijn werkzaamheden behoren het vervaardigen van dakconstructies en balklagen in huizen en het maken van trappen, kozijnen, ramen en deuren. Als aanduiding voor de vakman wordt zowel de benaming timmerman als schrijn(en)werker gebruikt. Schrijnwerker is meer verspreid in Belgisch Limburg, schrijnenwerker in het zuiden van Nederlands Limburg. Wanneer er een onderscheid tussen timmerman en schrijn(en)werker wordt gemaakt, dan duidt de eerste term eerder een vakman aan die timmerwerk in de bouw verricht. Dit is onder meer het geval in Ottersum (L 163), Posterholt (L 387), Geulle (Q 18) en Bilzen (Q 83). De schrijnwerker richt zich dan vooral op het maken van trappen, deuren en ramen. Het woordtype schrijner, dat in het zuidoostelijke deel van het gebied gebruikelijk is, is een algemene benaming voor de timmerman. De vakman die timmerwerk op de bouw verricht, wordt daar ɛbouwschrijnerɛ genoemd.' [N 55, 164a; N 55, 165; RND 6; L 34, 19a; L B1, 115; monogr.]
II-12
|
17620 |
tong |
tong:
tong (Q206p Slenaken)
|
tong [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
29108 |
tornen |
losmaken:
losmākǝ (Q206p Slenaken)
|
De naad of steken losmaken en uithalen. [N 62, 22; A 4, 27b; L 20, 27b; Gi 1.IV, 20; MW; S 38]
II-7
|
22861 |
trommeltje |
trommetje:
trömkə (Q206p Slenaken)
|
trommeltje [RND]
III-3-2
|
33615 |
tuinman, boomkweker |
boomkweker:
JK Begrip te splitsen? veel samenstellingen met boom- uit RND zijn geconstrueerd; de andere hebben de ruimere betekenis van tuinman.
boͅmkwekər (Q206p Slenaken)
|
[RND 08]
I-7
|
33788 |
uier |
uier:
ȳǝr (Q206p Slenaken)
|
De melkklier van de koe zoals zij zich uitwendig vertoont onder aan de buik. Op de kaart is het woordtype uier niet opgenomen. [JG 1a, 1b; Gwn V, 7; L 8, 24a; L 14, 27a; RND 127; S 38; Wi 51; monogr.]
I-11
|
34297 |
varken |
varken:
vęrǝkǝ (Q206p Slenaken)
|
Bedoeld wordt een varken in het algemeen, niet geslachtelijk of naar leeftijd onderscheiden. [N 19, 1; N M, 7; N C; N C, add.; RND 46 en 84; L 8, 19; L 8, 32; L mon.; S 39; JG 1a, 1b, 2c add.; R (s]
I-12
|