27015 |
scherp zetten |
scherp zetten:
sxɛ̄rǝp ˲ze̜tǝ (L212a Smakt)
|
Een paard van winterbeslag voorzien. Onder het hoefijzer worden dan al dan niet verwisselbare kalkoenen aangebracht en onder de voorzijde wordt een metalen plaatje bevestigd, de stoot. Zie ook de lemmata ɛijsnagelsɛ, ɛstootɛ enɛkalkoenen, krammenɛ.' [JG 1a; JG 1b; N 100, 17, add.; monogr.]
II-11
|
30075 |
schietlood |
richtlood:
rex(t)luǝt (L212a Smakt),
schietlood:
sxitluǝt (L212a Smakt)
|
Een met een loden gewichtje verzwaarde draad, waarmee men de loodrechte stand van een werkstuk bepaalt. Zie ook afb. 111 en het lemma ɛschietloodɛ in Wld II.9, pag. 57 en Wld II.11, pag. 63.' [N 50, 23b; N 53, 194; monogr.]
II-12
|
33496 |
schil van een vrucht |
perenschaal:
paereschaal (L212a Smakt),
schil:
schel (L212a Smakt)
|
perenschil || schil
I-7
|
30569 |
schilder |
verver:
vɛ̄rvǝr (L212a Smakt)
|
Iemand die van schilderen zijn beroep maakt. Bij het 'technisch schilderen', het bedekken van oppervlakten met verf ter conservering en kleurgeving, onderscheidt men de huis-, decoratie- en rijtuigschilder. In L 210 plaatste de huisschilder bij de bouw van een nieuw huis ook de ruiten. [Wi 51; L 44, 21b; N 67, 98a; monogr.]
II-9
|
30702 |
schilderen, verven |
pinselen:
pinzǝlǝ (L212a Smakt
[(id)]
)
|
Het oppervlak van voorwerpen ter conservering en kleurgeving bedekken met verf. [S 39; N 67, 64a; monogr.]
II-9
|
19871 |
schilmes |
schrabbertje:
schrebberke (L212a Smakt)
|
aardappelschilmesje
III-2-1
|
19777 |
schilmes, aardappelmesje |
pluutje:
pluutje (L212a Smakt)
|
aardappel(schil)mesje
III-2-1
|
19532 |
schilmesje, aardappelmesje |
schilmes:
schelmés (L212a Smakt)
|
klein mes om o.a. aardappelen en fruit te schillen
III-2-1
|
25044 |
schim, schaduw, glimp |
schim:
schiem (L212a Smakt)
|
schim, schaduw, glimp
III-4-4
|
18466 |
schoenborstel |
schoenborstel:
schoēnbaorsel (L212a Smakt, ...
L212a Smakt),
wiksborstel:
wiksb(a)ors(t)el (L212a Smakt, ...
L212a Smakt)
|
schoenborstel
III-1-3, III-2-1
|