19728 |
schrijftafel, bureau |
schrijftafel:
schriēftoffel (L212a Smakt)
|
bureau
III-2-1
|
24373 |
schrijvertje |
schrijvertje:
schriēverke (L212a Smakt)
|
watertorretje
III-4-2
|
18871 |
schrikken |
schrikken:
schrikke (L212a Smakt)
|
schrikken
III-1-4
|
27356 |
schroefdraad |
schroefdraad:
sxrūf˱drǭt (L212a Smakt, ...
L212a Smakt)
|
De spiraalvormige verhevenheid aan een houtschroef. Zie ook het lemma ɛschroefdraadɛ in wld II.11, pag. 69.' [N 54, 37g; N 54, 37a; monogr.] || De spiraalvormige verhevenheid of uitsnijding aan een moer of in een bout, het resultaat van het draadsnijden en draadtappen. [N 33, 304 add.; monogr.]
II-11, II-12
|
31961 |
schroeven |
schroeven:
sxrūvǝ (L212a Smakt)
|
Iets met schroeven bevestigen. [N 53, 153a; monogr.]
II-12
|
31957 |
schroevendraaier |
schroevendraaier:
sxrūvǝndrɛ̄jǝr (L212a Smakt)
|
Werktuig om schroeven vast en los te draaien. Zie ook afb. 90. [N 53, 134; monogr.]
II-12
|
20489 |
schrokken |
buffelen:
bøfələ (L212a Smakt),
schrokken:
sxrokə (L212a Smakt),
slokken:
sloeke (L212a Smakt),
slokə (L212a Smakt)
|
schrokken || schrokken, gulzig naar binnen werken || veel en gulzig eten
III-2-3
|
33586 |
schudden van vruchten |
afschudden:
áfschudde (L212a Smakt)
|
afschudden v appels
I-7
|
19501 |
schuifgrendel |
schoude:
schaaf (L212a Smakt)
|
(schuif)grendel
III-2-1
|
19555 |
schuimspaan |
schuimspaan:
schuumspaon (L212a Smakt),
spaan:
\'n Schuumspaon is rond en \'n bòtterspäöntje is lánkwaerpeg
spaon (L212a Smakt)
|
schuimspaan
III-2-1
|