30719 |
schuren |
afschuren:
áfsxūrǝ (L212a Smakt),
schuren:
sxūrǝ (L212a Smakt)
|
Het oppervlak van bijvoorbeeld hout met behulp van schuurpapier glad maken. [N 53, 155a; monogr.] || Hout met schuurpapier bewerken ten einde een glad oppervlak te verkrijgen. Zie ook het lemma 'Schuurpapier'. [N 67, 70a; monogr.]
II-12, II-9
|
24428 |
schurftmijt |
schurftmijt:
schörftmiet (L212a Smakt)
|
schurftmijt
III-4-2
|
19869 |
schuurmiddel |
schuurzand:
schoērzând (L212a Smakt)
|
witte zand voor het schuren van metalen potten en pannen en het aanzetten van messen op de wetplank
III-2-1
|
30685 |
schuurpapier |
schuurpapier:
sxūrpǝpir (L212a Smakt),
sxūrpǝpīr (L212a Smakt)
|
Stevig papier waarop korrels schurend materiaal, bijvoorbeeld gemalen glas, zand, amaril of carborundum zijn aangebracht. Zie ook het lemma ɛschuurpapierɛ in de paragraaf over de vaktaal van de huisschilder in WLD ii.9, pag. 205.' [N 53, 148a; monogr.] || Stug papier dat aan één zijde met glaspoeder of amaril beplakt is en gebruikt wordt voor het gladschuren van hout. Men onderscheidt bij schuurpapier verschillende korreldiktes. [N 67, 60a; L 42, 44; monogr.]
II-12, II-9
|
19063 |
schuw |
schouw:
schòw (L212a Smakt)
|
bang, schuw
III-1-4
|
19160 |
schuwen |
schouwen:
schòwwe (L212a Smakt)
|
schuwen, bang zijn voor
III-1-4
|
19778 |
sering |
kruidnagel:
syringa
kruunnagel (L212a Smakt),
kruinagel:
syringa
kruunnagel (L212a Smakt)
|
sering
I-7, III-4-3
|
33526 |
siererwt |
pronkerwten:
lathyrus odoratus
proonkért (L212a Smakt)
|
pronkerwt, siererwt
I-7
|
19385 |
sierkleedje, antimakassar |
dekje:
dekske (L212a Smakt)
|
gehaakt, gebreid, geborduurd sierkleedje
III-2-1
|
20879 |
sigaar |
neuswarmer:
neuswaermer (L212a Smakt),
sigaar:
n Segaar kri‰ge uut aege doeës: een voordeel ontvangen, dat men uiteindelijk toch zelf moet betalen
segaar (L212a Smakt)
|
sigaar
III-2-3
|