19852 |
tralie |
spijl:
spiel (L212a Smakt)
|
tralie
III-2-1
|
19710 |
trapleer |
huishoudtrap:
huushâldtráp (L212a Smakt),
leer:
\'n Häöltere lieër Hoonderd poond mit de lieër: een geslacht varken licht van gewicht Wie \'n lieër wil beklimme, mótòp de underste sproot beginne: wie iets wil bereiken , zal eenvoudig moeten beginnen
lieër (L212a Smakt),
trapleer:
tráplieër (L212a Smakt)
|
kleine verplaatsbare trapleer voor huishoudelijk gebruik || trapleer
III-2-1
|
19755 |
traploper |
loper:
luuëper (L212a Smakt, ...
L212a Smakt),
traploper:
trápluuëper (L212a Smakt)
|
gangloper || traploper
III-2-1
|
30421 |
trappaal |
trappepost:
trapǝpǭst (L212a Smakt),
trappost:
trappǭst (L212a Smakt)
|
De eerste, verzwaarde stijl van een trapleuning. [N 55, 137; monogr.]
II-9
|
19379 |
traproede |
roede:
Ki‰k uut, dat \'r gén roeje van de tráp losligge
roej (L212a Smakt),
traproede:
tráproej (L212a Smakt)
|
metale roede,stang || ronde of platte staaf om een traploper vast te leggen
III-2-1
|
19850 |
trechter |
trechter:
traechter (L212a Smakt),
tuit:
toēt (L212a Smakt),
tuitje:
tuutje (L212a Smakt)
|
spits toelopend trechtertje || trechter
III-2-1
|
19463 |
trede |
traptrede:
traptrēj (L212a Smakt),
trede:
triǝj (L212a Smakt)
|
Elk van de horizontale, schuin boven elkaar gelegen delen van een trap. Bij een eenvoudige trap bevindt zich tussen de treden een open ruimte, bij andere trappen een verticaal stootbord. De treden worden van voren rond of geprofileerd bewerkt en hebben doorgaans een dikte van 28 tot 45 mm. Zie ook afb. 68. [N 55, 104a; N 79, 15; monogr.]
II-9
|
19292 |
treiteren |
plagen:
plaoge (L212a Smakt)
|
plagen
III-1-4
|
19286 |
treiterkop |
neetoor:
neetoeër (L212a Smakt)
|
vervelende, geniepige, vittende persoon
III-1-4
|