20313 |
volwassen, volgroeid |
groot:
groeët (L212a Smakt),
volwassen:
volwâsse (L212a Smakt)
|
volwassen || volwassen, volgroeid
III-2-2
|
20174 |
voogd |
mom:
mòm (L212a Smakt),
momber:
mòmber (L212a Smakt),
mòmboor (L212a Smakt),
mòmmer (L212a Smakt),
mòntboor (L212a Smakt)
|
voogd
III-2-2
|
18963 |
voor de gek houden |
beziebelen:
beziebele (L212a Smakt),
kloten:
kloeëte (L212a Smakt),
kullen:
kulle (L212a Smakt),
kölle (L212a Smakt),
verneuken:
verneuke (L212a Smakt)
|
bedotten, bij de neus nemen || bedotten, foppen, voor de gek houden || foppen, bedriegen || te pakken nemen, foppen || voor de gek houden, foppen, bedriegen
III-1-4
|
31833 |
voorloper |
voorloper:
vørlyǝpǝr (L212a Smakt)
|
Zware, 45 tot 60 cm lange schaaf met of zonder keerbeitel en met een handvat, die wordt gebruikt om grote stukken hout ruw te bewerken. Zie ook afb. 35. In Herten (L 330) werd als voorloper een reischaaf gebruikt waarin geen keerbeitel was bevestigd. [N 53, 60; N G, 34a-b; monogr.]
II-12
|
18889 |
voornemen |
voornemen:
vurneme (L212a Smakt)
|
voornemen
III-1-4
|
19007 |
voornemens zijn |
zijn eigen voornemen:
zien aege vurneme (L212a Smakt)
|
zich voornemen
III-1-4
|
31274 |
voorslaan |
voorslaan:
vø̜rslǭn (L212a Smakt)
|
Met de voorhamer het gloeiende metaal smeden. Dit werk wordt door de smidsknecht gedaan. Hij houdt daarbij de steel van de voorhamer met beide handen vast en slaat op plaatsen van het werkstuk die hem door de smid worden aangewezen. [monogr.; N 69, add.]
II-11
|
19712 |
vork |
verket:
deel van het verstek
verkét (L212a Smakt),
vork:
deel van het bestek
vörk (L212a Smakt)
|
vork
III-2-1
|
25104 |
vorstvrij |
vorstvrij:
vaorstvreej (L212a Smakt),
vaorsvreej (L212a Smakt)
|
beschermd tegen temperaturen onder de 0 graden
III-4-4
|