20372 |
bruidssluier |
bloementoer:
gemaakt van kant/tule en veel kunstbloemen speciaal gedragen door jonge vrouwen en de bruid"; cf. VD fr. "atour
bloementoēr (L212a Smakt)
|
tooi voor bruid
III-2-2
|
20390 |
bruiloft |
bruiloft:
brulleft (L212a Smakt),
bruiloftsfeest:
brullefsfieës(t) (L212a Smakt),
trouwfeest:
trowfieës(t) (L212a Smakt)
|
bruiloft || bruiloftsfeest || trouwfeest, huwelijksfeest
III-2-2
|
19818 |
buffetkast |
pronkkast:
proonkkâst (L212a Smakt)
|
een van veel glas voorziene kast, waarin dure en kostbare spullen liggen te pronken
III-2-1
|
25116 |
bui, regenbui |
regenbui:
raegenbuuj (L212a Smakt)
|
bui, regenbui
III-4-4
|
20455 |
buitenechtelijk kind |
voorkind:
vurkiend (L212a Smakt)
|
kind dat reeds geboren is voordat de moeder trouwt
III-2-2
|
24135 |
buizerd |
buizerd:
būzerd (L212a Smakt)
|
buizerd
III-4-1
|
20765 |
busbrood |
busbrood:
busbroeëd (L212a Smakt),
potweg:
potweg (L212a Smakt)
|
brood dat in een blik is gebakken || brood wat in een pot of een ketel gebakken werd
III-2-3
|
33129 |
bussel uitgedorst stro |
bos:
bǫs (L212a Smakt),
schoof:
sxoǝf (L212a Smakt)
|
Wanneer het graan uit de aren is geslagen, worden de lege halmen bijeengebonden, vroeger met twee banden. Sinds de komst van de dorsmachines worden de halmen doorgaans dubbel geplooid en met één band in het midden gebonden, of tot pakken geperst. De grondbetekenis van schans is "takkebos, mutserd"; die van het du. Bürde "datgene wat gedragen wordt". Zie ook de toelichting van het lemma ''garve, gebonden schoof'' (4.6.4).' [N 14, 26; JG 1a, 1b, 2c; L 17, 16; L 22, 33b; L 48, 34.3a; Lu 2, 34.3a; R [s], 65; S 5; Wi 16 en 17; monogr.; add. uit R 3, 70 en R 14, 19 en uit het materiaal van lemma 4.6.4 waarbij is aangetekend dat het om gedorste garven gaat]
I-4
|
20865 |
cacao |
cacao:
kekaow (L212a Smakt, ...
L212a Smakt)
|
cacao || chocoladepoeder
III-2-3
|