19580 |
afwassen |
afwassen:
áfwâsse (L212a Smakt, ...
L212a Smakt),
omwassen:
omwassen schoonwassen schoon spoelen
umwasse (L212a Smakt),
opwassen:
òpwâsse (L212a Smakt),
schotelen wassen:
schòttel(e)wâsse (L212a Smakt),
Allenneg már schóttele meuge wâsse: Alleen maar vuil werk mogen doen
schòttel(e)wâsse (L212a Smakt)
|
afwas doen || afwassen van vaatwerk || afwassen, door wassen schoonmaken || de vaat doen || vaatwassen
III-2-1
|
19529 |
afwasteil, afwasbak |
afwasbak:
áfwâsbák (L212a Smakt),
afwasteil:
áfwâstejl (L212a Smakt),
blik:
het werd gebruikt als mengkom, wasbakje, afwasbakje
blek (L212a Smakt)
|
afwasbak || afwasteil || geëmailleerde komvormig en taps toelopend keukengerei met één handvat en een doorsnede van 20 à 25 cm
III-2-1
|
19655 |
afwaswater |
schotelenwater:
zeer slappe, smaakloze koffie
schòttel(e)water (L212a Smakt)
|
afwaswater
III-2-1
|
33645 |
akker |
akker:
akǝr (L212a Smakt)
|
Met het begrip ɛakkerɛ wordt in dit lemma bedoeld een bepaald begrensd stuk akkerland of bouwland. Veel respondenten uit Belgisch Limburg beschouwen perceel als een notariswoord. De woordtypen tarweland, haverland, bietenland, korenveld en koren duiden op een stuk land waarop een bepaald gewas wordt verbouwd.' [N 27, 2a; N 11, 1b; A 11, 4; A 3, 40; JG 1a, 1b, 1d; L 37, 11b; L 19b, 1a; Vld.; monogr.]
I-8
|
24617 |
akkerboterbloem |
boterbloem:
bòtterbloem (L212a Smakt)
|
boterbloem
III-4-3
|
24866 |
akkerdistel, distel |
dissel:
diesel (L212a Smakt)
|
distel
III-4-3
|
24870 |
akkerwinde |
pispotje:
pispötje (L212a Smakt)
|
akkerwinde
III-4-3
|
19740 |
ameublement |
meublement:
mubblement (L212a Smakt)
|
ameublement
III-2-1
|
25102 |
andere soorten regen |
avondregen:
avondregen
aovendraegen (L212a Smakt),
avondsregen:
avondregen
aovesraegen (L212a Smakt),
blaasjesregen:
blaasjesregen
bläöskesraegen (L212a Smakt),
morgenregen:
morgenregen
maergeraegen (L212a Smakt)
|
avondregen || harde regen, waarbij zich belletjes vormen || morgenregen
III-4-4
|