19691 |
handdoek |
handdoek:
hânddoēk (L212a Smakt)
|
handdoek
III-2-1
|
27222 |
handlanger |
opperman:
upǝrman (L212a Smakt)
|
Helper van de metselaar. Tot de taken van de handlanger behoren onder meer het aandragen van metselstenen en het klaarmaken van de specie. [N 30, 2a; N 30, 2b; N 30, 2c; N 30, 2d; N 30, 40b; N 30, 45a; N 31, 16b; L B 1, 104; monogr.; div.; Vld]
II-9
|
29922 |
handlangeren |
opperen:
upǝrǝ (L212a Smakt)
|
De metselaar helpen bij zijn werkzaamheden door onder meer metselstenen aan te dragen en mortel klaar te maken. [N 30, 2b; N 30, 2c; monogr.]
II-9
|
31440 |
handschaar |
draadscheer:
drǭtsxiǝr (L212a Smakt),
platenscheer:
plātǝsxīǝr (L212a Smakt)
|
In het algemeen een handschaar voor het knippen van plaatmateriaal, banden, draad, etc waarmee vooral een rechte snede wordt gemaakt. Zie ook het lemma "handschaar voor boogvormige sneden". Voor zover door de informant opgegeven, wordt achter de betreffende plaatscode met behulp van een letter verwezen naar de verschillende scharen uit afb. 137. [N 33, 244; N 33, 265; N 64, 3a; N 66, 4a; monogr.]
II-11
|
19566 |
handveger, stoffer |
handveger:
hândvaeger (L212a Smakt, ...
L212a Smakt),
stofveger:
stofvaeger (L212a Smakt),
veger:
vaeger (L212a Smakt)
|
handveger || stoffer
III-2-1
|
25056 |
handvol |
handjevol:
haendjevol (L212a Smakt)
|
handvol, zoveel als een hand vult
III-4-4
|
30214 |
hanebalk |
scheerbalk:
sxęrbalǝk (L212a Smakt)
|
De doorgaans dubbel uitgevoerde horizontale balk die de spantbenen met elkaar verbindt. Om het doorzakken van de hanebalk te voorkomen wordt aan de bovenzijde ervan de makelaar gemonteerd. Zie ook de toelichting bij het lemma 'Makelaar' en afb. 49l. [N 54, 165a; N 54, 165b; monogr.; div.]
II-9
|
19373 |
hangslot |
kluister:
kluuster (L212a Smakt),
Zit \'t kloester òp de port
kloester (L212a Smakt)
|
hangslot
III-2-1
|
25147 |
hard waaien |
houwmouwen:
haowmaowe (L212a Smakt)
|
hevig waaien met draaiende windstoten
III-4-4
|
20797 |
haring |
haring:
herring (L212a Smakt),
ennen uutgedruuëgden herring: een saaie jongen/man die niets zegt Herring of koet: of het een of het ander
herring (L212a Smakt),
maatjesharing:
mötjesherring (L212a Smakt)
|
haring || maatjesharing
III-2-3
|