30770 |
het behang insmeren |
inpappen:
inpápǝ (L212a Smakt)
|
Het behangselpapier met behulp van de papborstel met plaksel bestrijken. [N 67, 97a; monogr.]
II-9
|
20393 |
het huwelijk ontbinden |
vaneengaan:
vanéngaon (L212a Smakt)
|
scheiden
III-2-2
|
19768 |
het vuur aansteken |
aansteken:
ánstaeke (L212a Smakt),
Gillie het dat vuurke ángestòkt
ánstaeke (L212a Smakt)
|
aansteken || doen ontsteken/ vlam vatten
III-2-1
|
19415 |
het vuur doven |
uitdoen:
Ge mòt de lámp ientieds uutdo‰n
uutdoēn (L212a Smakt)
|
(uit)doven
III-2-1
|
20678 |
hete bliksem |
hete bliksem:
hettenbliksem (L212a Smakt)
|
stamppot van aardappelen met peren of appelen
III-2-3
|
33839 |
hinniken |
hinniken:
henǝkǝ (L212a Smakt)
|
Het hoge keelgeluid dat een paard maakt. De klanknabootsende werkwoorden hummeren, himmeren en hommeren vertonen dezelfde klankwisseling als ruchelen, richelen en rochelen. [JG 1b, 2c; L B2, 291; L 22, 21; N 8, 47 en 65; S 5; Wi 57]
I-9
|
31609 |
hoefmes |
kapmes:
kápmɛs (L212a Smakt)
|
Het mesachtige werktuig waarmee de paardenhoef wordt bijgesneden en gereinigd alvorens het nieuwe hoefijzer wordt geplaatst. Zie ook afb. 228. Invullers uit L 165 en L 213 gebruikten een tang om hoorn van de hoef af te knippen. [JG 1a; JG 1b; N 33, 363-365; monogr.; N 33, 181]
II-11
|
31592 |
hoefstal, noodstal |
noodstal:
notstal (L212a Smakt)
|
Een uit houten planken of metalen buizen vervaardigd gestel dat vóór of in de smidse is opgesteld. Wanneer een paard moet worden beslagen, wordt het in de hoefstal geplaatst. Zie ook afb. 220. [N 33, 6; N 33, 374; S 14; L 1a-m; L 1u, 96; L B2, 278; A 43, 15; JG 1a, 1b, 2c; monogr.]
II-11
|
32445 |
hoge klomp |
huifklomp:
hūf[klomp] (L212a Smakt),
kapklomp:
kap[klomp] (L212a Smakt)
|
Klomp met een hoge en lange, tot boven de wreef doorlopende kap. De klompopening sluit bij dit type klompen goed om de voet zodat er geen klompenriem nodig is. Zie ook afb. 259. Het woord(deel) klomp is fonetisch gedocumenteerd in het lemma ɛklompɛ. De kapklomp die in en rond Venray (L 210) bekend was, was een luxe hoge klomp die versierd was met koperen spijkers. Hij was volgens het Venrays woordenboek (pag. 227), ondanks de hoge kap toch van een leren band voorzien en werd op zondag gedragen.' [N 24, 70b; monogr.]
II-12
|
24323 |
hom |
gritselkuit:
gritselkoet (L212a Smakt),
kraaltjeskuit:
krellekeskoet (L212a Smakt),
melkkuit:
melkkoet (L212a Smakt),
ritselkuit:
ritselkoet (L212a Smakt)
|
hom vd vrouwtjesvis || hom, mann. viszaad
III-4-2
|