e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Smakt

Overzicht

Gevonden: 1514
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
het behang insmeren inpappen: inpápǝ (Smakt) Het behangselpapier met behulp van de papborstel met plaksel bestrijken. [N 67, 97a; monogr.] II-9
het huwelijk ontbinden vaneengaan: vanéngaon (Smakt) scheiden III-2-2
het vuur aansteken aansteken: ánstaeke (Smakt), Gillie het dat vuurke ángestòkt  ánstaeke (Smakt) aansteken || doen ontsteken/ vlam vatten III-2-1
het vuur doven uitdoen: Ge mòt de lámp ientieds uutdo‰n  uutdoēn (Smakt) (uit)doven III-2-1
hete bliksem hete bliksem: hettenbliksem (Smakt) stamppot van aardappelen met peren of appelen III-2-3
hinniken hinniken: henǝkǝ (Smakt) Het hoge keelgeluid dat een paard maakt. De klanknabootsende werkwoorden hummeren, himmeren en hommeren vertonen dezelfde klankwisseling als ruchelen, richelen en rochelen. [JG 1b, 2c; L B2, 291; L 22, 21; N 8, 47 en 65; S 5; Wi 57] I-9
hoefmes kapmes: kápmɛs (Smakt) Het mesachtige werktuig waarmee de paardenhoef wordt bijgesneden en gereinigd alvorens het nieuwe hoefijzer wordt geplaatst. Zie ook afb. 228. Invullers uit L 165 en L 213 gebruikten een tang om hoorn van de hoef af te knippen. [JG 1a; JG 1b; N 33, 363-365; monogr.; N 33, 181] II-11
hoefstal, noodstal noodstal: notstal (Smakt) Een uit houten planken of metalen buizen vervaardigd gestel dat vóór of in de smidse is opgesteld. Wanneer een paard moet worden beslagen, wordt het in de hoefstal geplaatst. Zie ook afb. 220. [N 33, 6; N 33, 374; S 14; L 1a-m; L 1u, 96; L B2, 278; A 43, 15; JG 1a, 1b, 2c; monogr.] II-11
hoge klomp huifklomp: hūf[klomp] (Smakt), kapklomp: kap[klomp] (Smakt) Klomp met een hoge en lange, tot boven de wreef doorlopende kap. De klompopening sluit bij dit type klompen goed om de voet zodat er geen klompenriem nodig is. Zie ook afb. 259. Het woord(deel) klomp is fonetisch gedocumenteerd in het lemma ɛklompɛ. De kapklomp die in en rond Venray (L 210) bekend was, was een luxe hoge klomp die versierd was met koperen spijkers. Hij was volgens het Venrays woordenboek (pag. 227), ondanks de hoge kap toch van een leren band voorzien en werd op zondag gedragen.' [N 24, 70b; monogr.] II-12
hom gritselkuit: gritselkoet (Smakt), kraaltjeskuit: krellekeskoet (Smakt), melkkuit: melkkoet (Smakt), ritselkuit: ritselkoet (Smakt) hom vd vrouwtjesvis || hom, mann. viszaad III-4-2