19553 |
lepel |
lepel:
De lepel weggeleed hebbe: gestorven zijn Wie mit d\'n dËvel van ieënen telder wil aete, mòt enne lánge lepel hebbe: wie met slecht volk omgaat moet tegen hen opgewassen zijn
lepel (L212a Smakt)
|
lepel
III-2-1
|
19383 |
leunstoel |
grote stoel:
groeëtestoēl (L212a Smakt),
zorg:
zörg (L212a Smakt)
|
leunstoel || stoel met armleuning behorend bij een meublement
III-2-1
|
20188 |
leven (zn) |
mensenleven:
meenslaeve (L212a Smakt)
|
mensenleven
III-2-2
|
20514 |
leverworst |
leverworst:
Mit n schiëf laeverwaorst kunde ennen hoond baeter faeste as mit moj weurd
laeverwaorst (L212a Smakt)
|
leverworst
III-2-3
|
24342 |
libel en waterjuffer |
glazenmaker:
glazemaeker (L212a Smakt),
glazensnijder:
glazesneejer (L212a Smakt)
|
libel, glazenmaker
III-4-2
|
19353 |
lichtgeraakt, kregel |
kommerlijk:
kummelek (L212a Smakt),
spinnorrig:
cf. WNT IX, kol. 2169 s.v. "norrig". Zie "norsch"(zeer onvrienlijk, een slecht humeur toonenende ....)
spinnörig (L212a Smakt)
|
korzelig, kregelig, kort aangebonden || korzelig, lastig, kribbig, lichtgeraakt
III-1-4
|
18881 |
liefkozen |
knoefelen:
knoēvele (L212a Smakt),
kozen:
koeëze (L212a Smakt)
|
knuffelen || kozen, vleien, strelen
III-1-4
|
24343 |
lieveheersbeestje |
lieveheersbeestje:
liēvenhieërsbieësje (L212a Smakt),
onzelieveheersbeestje:
òzzeliēvehieërsbieësje (L212a Smakt)
|
lieveheersbeestje
III-4-2
|
20443 |
lijkbaar |
lijkbaar:
liekbaor (L212a Smakt, ...
L212a Smakt)
|
lijkbaar
III-2-2
|
20186 |
lijkstro |
dodenbosje:
De lijkkist werd dan op een wagen of kar geplaatst. De bodem was bedekt met stro. Bij kruispunten van wegen werd halt gehouden en, volgens oud gebruik, een klein bosje stro verbrand. Dit was een overblijfsel van een heidens gebruik, om boze geesten op een dwaalspoor te brengen
dojjeböske (L212a Smakt),
lijkenstrooi:
liekeströj (L212a Smakt),
lijkstrooi:
liekströj (L212a Smakt),
strooibosje:
Bij begrafenissen stond vroeger de lijkkist op stro op een kar. Bij kruispunten en splitsingen van wegen werd halt gehouden en een klein bosje stro verbrand. Dit was een overblijfsel uit de heidense tijd: een poging om boze geesten op een dwaalspoor te brengen
ströjböske (L212a Smakt)
|
bosje stro || lijkstro || strobosje (zie toel.)
III-2-2
|