18919 |
luieren |
lapzwansen:
lápswánze (L212a Smakt)
|
niets doen, de nietsnut uithangen
III-1-4
|
20281 |
luiermand |
kinderuitzet:
kienderuutzet (L212a Smakt),
kindjeskorf:
kīntjǝskø̜rǝf (L212a Smakt),
O(ud) V(enraays)
kiendjeskörf (L212a Smakt),
kindjesmand:
kīntjǝsmant (L212a Smakt),
O(ud) V(enraays)
kiendjesmând (L212a Smakt)
|
kinderuitzet || kinderuitzet, luiermand || Uit witte wissen of buffwissen vervaardigde wasmand voor kinderkleertjes, en dan met name voor luiers. [N 40, 107; N 40, 108; monogr.]
II-12, III-2-2
|
19029 |
luilak |
vuilerd:
voelerd (L212a Smakt)
|
luilak, nietsnut
III-1-4
|
20509 |
maaltijd |
knap:
knap (L212a Smakt),
s-zondagseten:
sòndágsaete (L212a Smakt)
|
lekker en uitgebreid eten || maaltijd
III-2-3
|
24879 |
madeliefje |
meelzoetje:
maelzödje (L212a Smakt),
meibloemetje:
mejbluumke (L212a Smakt)
|
madeliefje || meizoentje
III-4-3
|
20154 |
man, manspersoon |
man:
man (L212a Smakt),
manskerel:
mânskél (L212a Smakt),
manslui:
mânsluuj (L212a Smakt),
manspersoon:
(pleonasme)
mânspersoeën (L212a Smakt),
mansvolk:
mânsvolk (L212a Smakt)
|
man || manspersoon || verzamelnaam voor mannen
III-2-2
|
26825 |
mand |
ben:
bɛn (L212a Smakt),
mand:
mãnt (L212a Smakt)
|
De algemene benaming voor een uit wissen gevlochten mand. Zie ook afb. 284. Uit het materiaal blijkt dat er niet altijd een onderscheid wordt gemaakt tussen de woorden mand en korf. Als dat wel wordt gedaan, duidt men met het eerste woord eerder een mand met oren aan, terwijl men het tweede gebruikt voor een mand met een hengsel (vgl. Janssens, pag. 24 e.v.). Zie ook het lemma ɛkorfɛ.' [N 20, 48; N 40, 37; L 1 a-m; S 23; monogr.]
II-12
|
32460 |
mandenmaker |
mandenmaker:
mandǝmē̜kǝr (L212a Smakt)
|
Iemand die manden en andere producten maakt van wissen. [N 40, 12; N 40, 36; monogr.]
II-12
|
34051 |
mannelijk kalf |
var:
var (L212a Smakt),
varrenmuk:
varǝmø̜k (L212a Smakt)
|
[N 3A, 15; N C, 7a; JG 1a, 1b; A 9, 17a; Gwn V, 5a; monogr.]
I-11
|
34393 |
mannelijk schaap |
ram:
ram (L212a Smakt),
schapenbok:
sxǭpǝnbok (L212a Smakt)
|
Het mannelijk schaap in het algemeen. Varianten van het woordtype hamel die voor "mannelijk schaap" zijn opgegeven, zijn naar het lemma ''gesneden mannelijk schaap'' (2.2.5) overgeheveld. [L 5, 30b; L 20, 22a; L 39, 44; L 6, 25; L B2, 319; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 2, 46; A 4, 22a; Wi 12; AGV, m 3; R 3, 34; VLD; S, Q 105 add.; monogr.]
I-12
|