e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Smeermaas

Overzicht

Gevonden: 1290
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
broekkettingen strengetjes van de achterriem: stręŋskǝs ˲van dǝn axtǝrrēm (Smeermaas) Kettingen waarmee de broek van het achterhaam aan de berries is vastgemaakt. [N 13, 79] I-10
brokkelhoef sprokke hoorn: sprkǝn hōrǝ (Smeermaas) Een hoef met wanden die zeer bros zijn en gemakkelijk afbrokkelen. In de hoornwand zijn kloven. Als het paard moet beslagen worden, is het moeilijk de ijzers goed vast te nagelen. [N 8, 90u] I-9
bronstig breustig: brøu̯stex (Smeermaas) Geslachtsdrift vertonend, gezegd van het vrouwelijk varken. [N 19, 12; N C, 4d; A 43, 20a; JG 1a, 1b, 1c, 2c; S 52, add.; N 76, add.; monogr.] I-12
bronstig op andere koeien springen willig (zijn): welǝx sīn (Smeermaas) [N 3A, 9b] I-11
bronstig, van merries heet: hɛ̄i̯t (Smeermaas), hits: hets (Smeermaas), rossig: rø̜sǝx (Smeermaas) Geslachtsdrift vertonend, gezegd van merries. Een hengstige merrie reageert op de aanwezigheid van de hengst met het optillen van de staart. Ze neemt herhaaldelijk een urirende houding aan, waarbij kleine hoeveelheden urine worden geloosd, terwijl de clitorisch ritmisch naar buiten wordt geperst. Bij de afwezigheid van de hengst zijn deze symptomen minder duidelijk of soms geheel afwezig. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; N 8, 42a en 44; N 8A, 2; monogr.] I-9
broodje frans broodje: #NAME?  frāns brytšə (Smeermaas), kadetje: #NAME?  kədeͅtšə (Smeermaas), pistolet: #NAME?  pistəleͅ (Smeermaas), sandwich: #NAME?  santwex (Smeermaas) Welke dialectbenamingen kent U voor kleine wittebroodjes? (pistolee, kadetjes, kerneeke, frans broodje, spaans broodje, krombroodje, koekestel, bestel, krol, knubbeltje [N 16 (1962)] III-2-3
broodmes broodmes: brutmɛs (Smeermaas) mes waarmee brood wordt gesneden [N 20 (zj)] III-2-1
broodpap broodpap: brutpap (Smeermaas) Pap met stukjes roggebrood (pap met vuurstenen?) [N 16 (1962)] III-2-3
broodpop steven: (= met krenten).  stēͅvə (Smeermaas) Wittebrood in de vorm van een man (steeve, steeveman, weggeman, nieuwjaarsman, ziepesprengert, boekeman?) [N 16 (1962)] III-2-3
brulkoe brulkoe: brølkōi̯ (Smeermaas) Een koe die aan de brulziekte lijdt. [N 3A, 101, A 48A, 45b, 45c; L 19B, 4a] I-11