e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Smeermaas

Overzicht

Gevonden: 1290
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
driespeen scheve uier: šē̜vǝn øu̯i̯ǝr (Smeermaas) Koeuier die slechts uit drie kwartieren melk geeft. Sommige woordtypen kunnen duiden op een koe die een uier met drie spenen heeft. [N 3A, 117] I-11
drinken bij de zeug zuiken: zūkǝ (Smeermaas) Het zuigen of drinken bij de zeug, gezegd van de big. [N 19, 21a] I-12
drinkglas glas: glōͅs (Smeermaas) drinkglas zonder voet [N 20 (zj)] III-2-1
drinkglas met voet staand glas: stōͅnt glōͅs (Smeermaas) drinkglas met een voet (kapper, kopper(tje)) [N 20 (zj)] III-2-1
drinkkuil in de wei drinkkuil: drēŋkǫu̯l (Smeermaas) Een kuil in het weiland met drinkwater voor het vee. De woordtypen drinkput en put duiden op een put gemaakt van cementen ringen. [N 14, 70; A 21, 1h; monogr.] I-8
droge koe manse koe: mās kōu̯ (Smeermaas) Koe die geen melk meer geeft maar toch niet drachtig is. [N 3A, 73] I-11
drogen, droog worden (van gemaaid gras) het is dood: tęs˱dut (Smeermaas) Het droog worden, gezegd van gemaaid gras. [N 14, 90; monogr.] I-3
droogstaan droogstaan: dryxstōn (Smeermaas) Geen melk meer geven. [N 3A, 72b; JG 1a, 1b] I-11
druilerig en koud weer mottig (weer): mottig weer  moͅtəx wēͅr (Smeermaas) druilerig weer [moezerig, monketig] [N 22 (1963)] III-4-4
druk heen en weer lopen schooien: Betekent ook bedelen.  šujə (Smeermaas) lopen: bedrijvig heen en weer lopen [rettereere, rondriddere] [N 10 (1961)] III-1-2