21541 |
halve frank |
halve frank:
ps. omgespeld volgens Frings.
ha͂vefraŋ (Q096d Smeermaas)
|
wit metalen munt van 50 centiem [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21434 |
halve gulden |
vijftig cent:
ps. omgespeld, deels volgens Frings en deels volgens IPA.
fīftəxsɛnt (Q096d Smeermaas)
|
halve gulden, een ~ [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21606 |
halve-centstuk |
halve cent:
ps. omgespeld, deels volgens Frings en deels volgens IPA.
havesɛnt (Q096d Smeermaas)
|
halve-centstuk, een ~ [senske?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
33305 |
handcultivator |
extirpatortje:
ękspātǝrkǝ (Q096d Smeermaas)
|
Handgereedschap voor het losmaken van de grond. In aflevering I.2, p.161-2 is sprake van een zware cultivator die door (paarde)tractie wordt gewogen. Het werkingsprincipe van de twee gereedschappen is echter hetzelfde. [N 18, 52; monogr.]
I-5
|
17661 |
handen (kindernamen) |
handjes:
heͅnəkə (Q096d Smeermaas),
polletjes:
poͅləkə (Q096d Smeermaas)
|
hand: kinderwoorden (pol, polleke, poeleke] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17660 |
handen (spotnamen) |
klauwen:
klauw (Q096d Smeermaas),
poten:
put (Q096d Smeermaas)
|
[N 10 (1961)]
III-1-1
|
21519 |
handgeld |
handgeld:
ps. omgespeld, deels volgens Frings en deels volgens IPA.
ha͂ntxɛlt (Q096d Smeermaas)
|
eerste geld dat iemand ontvangt voor zijn waren [handsgeld?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
17662 |
handpalm |
palm:
palm (Q096d Smeermaas)
|
palm van de hand [N 10 (1961)]
III-1-1
|
32662 |
handvat aan de ploegstaart |
handvat:
hãnt˲vat (Q096d Smeermaas)
|
De staart van een voetploeg, een radploeg en de zgn. losse karploeg is voorzien van of eindigt in een handvat, dat de ploeger stevig vasthoudt om te bereiken dat de ploeg de voor goed afsnijdt en niet uit de voor schiet. Aan dat handvat trekt hij de ploeg aan het einde van iedere voor om en houdt hij de (achter)ploeg vast wanneer deze in de sleepstand over de wendakker getrokken wordt. De latere vaste karploegen hebben van achteren ook een handvat. Maar omdat dergelijke ploegen niet echt bestuurd hoeven te worden, is dit handvat vooral dienstig bij het keren en het op nieuw inzetten van de ploeg. [N 11, 31.I.k; N 11A, 84i; JG 1a + 1b; monogr.]
I-1
|
33314 |
handvat van de sikkel |
steel:
stēl (Q096d Smeermaas)
|
Korte houten gedeelte waaraan het mes bevestigd is. Hiermee hield men de sikkel vast. [N 18, 79a; monogr.]
I-5
|