e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Smeermaas

Overzicht

Gevonden: 1290
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
krentenbrood krentenbrood: krɛntəbrut (Smeermaas) Krentenbrood (krintemik, kramiek, beezenbrood, rezienemik, lippert, pruukesweg?) [N 16 (1962)] III-2-3
kreupel zijn (het is/staat) kreupel: krø̄pǝl (Smeermaas) [JG 1a; N 8, 62k en 94f] I-9
kribbebijter kribbebijter: krebǝbītǝr (Smeermaas) Nerveus paard dat met de snijtanden in de kribbe of op een ander hard voorwerp bijt, de lucht hoorbaar naar binnen zuigt en kreunt. Dit leidt dikwijls tot indigestie. Een kribbebijter is te herkennen aan de sterke afslijting van de wrijfvlakken, vooral aan de voorrand der snijtanden. Een kribbebijter zuigt wel lucht op; het woord is echter geen synoniem van windzuiger (4.4.5). [JG 1a, 1b; A 48A, 41b; N 8, 62o en 84f; add. uit N 52] I-9
krielkip krielhennetje: krilhenǝkǝ (Smeermaas) Een krielkip is een soort kleine kip. [N 19, 42; monogr.] I-12
kroeshaar kroezelenkop: krūzələkop (Smeermaas) kroeshaar [N 10 (1961)] III-1-1
krols loops: løu̯ps (Smeermaas) loops, geslachtsdriftig ve kat [N 19 (1963)] III-2-1
kruim binnenste, het -: ət˂ benəstə (Smeermaas) Het zachte binnenste van het brood (kruim?) [N 16 (1962)] III-2-3
kruin kruin: krun (Smeermaas) kruin van het hoofd [N 10 (1961)] III-1-1
kruis heupen: hø̄pǝ (Smeermaas) Beenderenstelsel aan het einde van de rug. [N 3A, 109] I-11
kruisbeen kruis: krȳs (Smeermaas) Heiligbeen, os sacrum; één der beenderen van het bekken. Het is een driehoekig beenstuk, ontstaan uit de vergroeiing van vijf wervels. [N 3A, 110a] I-11