e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Spalbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
slijkvanger moosplaat: mǫwsplǫwǝt (Spalbeek) Metalen plaat boven de as, tussen het asblok en de binnenzijde van de naaf, die dient als bescherming tegen van het karwiel afvallende modder. [N 17, 68; NG, 50e] II-11
slijm bij de nageboorte slijmer: slē̜ǝmǝr (Spalbeek) Kleverige slijm bij de nageboorte. [N 3A, 57b] I-11
slijmblaas slijmer: slęǝmǝr (Spalbeek) Gelei-achtige afscheiding uit de schede v√≥√≥r het kalven. [N 3A, 37] I-11
slijmkoek milt: mēǝlt (Spalbeek) Koekje dat het kalf bij de geboorte in de bek heeft. [N 3A, 56] I-11
slip slip: himslip (Spalbeek) hemdslip, pand van een hemd [slup, slipruiter, geer, vaan, lesj, hemsjlup] [N 25 (1964)] III-1-3
sluier kroontje: krunkə (Spalbeek), voile (fr.): vu(wə)l (Spalbeek) sluier, lange witte ~ met een kroontje van wasbloempjes, hoofdtooi van Communiemeisjes [N 25 (1964)] III-1-3
snede van het blad van de zeis snede: snē (Spalbeek), tip: tup (Spalbeek) De scherpe snijdende binnenzijde van het blad van de zeis. Zie afbeelding 5, nummer 4. Bedoeld is hier de algemene benaming voor de snijkant van de zeis. In sommige gebieden, met name in enkele dorpen tussen het waat-gebied (in het noorden van Belgisch Limburg) en het snede-gebied (in het zuiden ervan) wordt onderscheid gemaakt tussen de eigenlijke snede en het haarpad: de smalle rand die bij het haren op het zeisblad wordt geslagen en waarvan de snede het uiteinde vormt. Zie voor deze laatste het volgende lemma: ''haardpad''. Wanneer er meer dan één variant voor een plaats was opgegeven, is bij voorkeur het materiaal van de mondelinge enquêtes in gebracht.' [N 18, 68d; JG 1a, 1b, 2c; add. uit N 17, 100; monogr.] I-3
sneltrein expres (<fr.): inne expres (Spalbeek) Sneltrein. [ZND 35 (1941)] III-3-1
snot snot: snot (Spalbeek) Coryza avium contagiosa of snot is een verkoudheid, gepaard gaande met neusvloeiing. De kippen hebben zwarte natte neuzen, ze niezen en de ademhaling kan bemoeilijkt zijn. De ogen zijn vochtig; de leg is teruggelopen en de eetlust is verminderd. Snot als alleenstaande ziekte is niet zo ernstig, meestal gaat snot gepaard met andere ademhalingsziekten. [N 19, 64; monogr.] I-12
snuit snuit: snø̜̄u̯ǝt (Spalbeek) [N 19, 25; N 76, 11; L 7, 8; JG 1a] I-12