21542 |
vijf frank |
stuk:
ps. omgespeld volgens Frings.
ə steͅk (P054p Spalbeek, ...
P054p Spalbeek)
|
5 franc, een ~ (van zilver) [N 21 (1963)] || 5 franc, een ~ (wit metaal) [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21538 |
vijfentwintig centiem |
kwart:
e kwawet (P054p Spalbeek),
kwartje:
kwaatje (P054p Spalbeek)
|
Bestaat er een dialectnaam voor een stuk van 25 centimes? [ZND 28 (1938)]
III-3-1
|
21621 |
vijftig frank |
tien stukken:
ps. omgespeld volgens Frings.
tin steͅkə (P054p Spalbeek)
|
50 franc, een ~ (wit metaal) [N 21 (1963)]
III-3-1
|
17768 |
vinger |
vinger:
vinger (P054p Spalbeek, ...
P054p Spalbeek)
|
Doorn: ik heb een doorn in mijn vinger [ZND 23 (1937)]
III-1-1
|
24265 |
vink |
vink:
vink (P054p Spalbeek)
|
vink [ZND 43 (1943)]
III-4-1
|
19745 |
viooltje |
fletje:
fletje (P054p Spalbeek)
|
Viola, Fr. violette [ZND 34 (1940)]
I-7
|
24402 |
visaas |
voermade:
? veermade
virmōͅwə (P054p Spalbeek)
|
wormpje, borstelig ~ dat als aas wordt gebruikt bij het vissen [sprot-, sprokaos] [N 26 (1964)]
III-4-2
|
22413 |
vishengel |
lijn:
lijn (P054p Spalbeek),
visgarde:
vèsgiat (P054p Spalbeek)
|
Een lange stok om mee te vissen. [ZND 23 (1937)]
III-3-2
|
20730 |
vlaai met deegdeksel |
taart:
toet (P054p Spalbeek)
|
een dikke appeltaart met deksel [ZND 32 (1939)]
III-2-3
|
21424 |
vlaams |
vlaams:
vlaamsch (P054p Spalbeek),
indien iemand het plaatselijke dialect machtig is zegt men: dee sprikt wie vee
vlams (P054p Spalbeek)
|
vlaams [ZND 23 (1937)]
III-3-1
|