e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Spalbeek

Overzicht

Gevonden: 1456
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
donderx donder: dan donər (Spalbeek), donner (Spalbeek, ... ) donder [N 22 (1963)], [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)] III-4-4
donker, duisterx donker: donkel (Spalbeek), donker (Spalbeek) (`t is hier) donker [ZND 23 (1937)] III-4-4
donkerbruine koe vaal (bijvgl. nmw.): vǭǝl (Spalbeek) Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 131a] I-11
dons, nestveren duivelshaar: dieveshoor (Spalbeek) dons [ZND 35 (1941)] III-4-1
dood (adj. schertsend bedoeld zijn lampje is uit: znd 23, 022b;  ze lempke is uit (Spalbeek) dood; schertsende uitdrukking die hiervoor gebruikt wordt [ZND 23 (1937)] III-2-2
dood (adj.) dood: znd 23, 022a;  doed (Spalbeek), doet (Spalbeek) dood; hij is - [ZND 23 (1937)] III-2-2
dood (zelfst.nw.) dood: 1a-m; 23, 21  doet (Spalbeek), v: 1a-m; 23, 21  doed (Spalbeek) dood (subst.; na den dood) [ZND 01 (1922)] III-2-2
doof doof: hee ès zoe doef as ne pot (Spalbeek), heje es zoe doef as ne pot (Spalbeek) hij is zo doof als... (vertaal en vul aan) [ZND 23 (1937)] III-1-1
doofpot doofpot: dy(3)̄fpoͅt (Spalbeek) doofpot [N 05A (1964)] III-2-1
dooien dooien: dooië (Spalbeek, ... ), dôîe (Spalbeek, ... ), t slaakt]: ət doit (Spalbeek), ət giə àf (Spalbeek) dooien [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)] || dooien [t weer gaat af [N 22 (1963)] III-4-4