34156 |
droogstaan |
droogstaan:
dryxstǫn (P054p Spalbeek)
|
Geen melk meer geven. [N 3A, 72b; JG 1a, 1b]
I-11
|
25126 |
druilerig en koud weer |
vochtig (weer):
vochtig (P054p Spalbeek),
vochtig weer (P054p Spalbeek),
zabberweer:
JK: correct overgenomen
zàbər wē’ər (P054p Spalbeek)
|
druilerig weer [moezerig, monketig] [N 22 (1963)] || kil [ZND 27 (1938)] || kil weer [ZND 27 (1938)]
III-4-4
|
25133 |
druppel |
druppel:
dreppel (P054p Spalbeek, ...
P054p Spalbeek),
drèppel (P054p Spalbeek, ...
P054p Spalbeek)
|
druppel (water) [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)]
III-4-4
|
25108 |
druppen, druppelen |
doorregenen:
deurregelen (P054p Spalbeek, ...
P054p Spalbeek),
druipen:
drēppe (P054p Spalbeek),
druppen:
drèppe (P054p Spalbeek)
|
druppen (door het dak druipen, regenen) [ZND 23 (1937)] || druppen (door het dak regenen) [ZND 01 (1922)]
III-4-4
|
33446 |
dubbele toegangspoort van een gesloten erf |
mesthofpoort:
męsthǫfpōt (P054p Spalbeek)
|
De uit twee helften bestaande poort, die toegang geeft tot een door het woonhuis en de bedrijfsgebouwen omgeven binnenplaats. Zie ook het lemma "schuurpoort" (3.1.2). Zie voor de fonetische documentatie van het woord (poort) het lemma "poort" (4.1.1). Zie ook afbeelding 18 bij het lemma "poort" (4.1.1). [N 5A, 77b; monogr.]
I-6
|
18006 |
duizelig |
dol:
dol (P054p Spalbeek),
duizelig:
daizelig (P054p Spalbeek),
duizelig (P054p Spalbeek),
zat:
zaot (P054p Spalbeek),
zot (P054p Spalbeek)
|
hoe is of wordt iemand die bang is op een hoogte (met een zinnetje antwoorden) ? [ZND 23 (1937)] || hoe is of wordt iemand die een harde slag op het hoofd heeft gekregen (met een zinnetje antwoorden) ? [ZND 23 (1937)] || hoe is of wordt iemand die lang heeft rondgedraaid (met een zinnetje antwoorden) ? [ZND 23 (1937)]
III-1-2
|
24312 |
duizendpoot |
duizendpoot:
dyzəndpyt (P054p Spalbeek)
|
duizendpoot [duuzendbeender, -been] [N 26 (1964)]
III-4-2
|
34239 |
dunne melk |
dunne melk:
den męlǝk (P054p Spalbeek)
|
Dunne melk met een laag vetgehalte. [N 3A, 74]
I-11
|
19310 |
durven |
dorren:
derren (P054p Spalbeek),
dère (P054p Spalbeek)
|
durven [ZND 25 (1937)]
III-1-4
|
19330 |
dwarsdrijven |
wringen:
vrengen (P054p Spalbeek),
vrènge (P054p Spalbeek)
|
Hij moet altijd dwarsdrijven (anders willen zijn dan anderen). [ZND 23 (1937)]
III-1-4
|