e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Spalbeek

Overzicht

Gevonden: 1456
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
haver haver: hāvǝr (Spalbeek) Avena sativa L. Men zaait ongeveer 200 kg haver per hectare. Zie afbeelding 1, b. [JG 1a, 1b; A 2, 31; L 35, 101; L lijst graangewassen, 3; Wi 50; monogr.; add. uit N 15, 1a] I-4
haverkist, hakselkist haverkist: [haver]kest (Spalbeek) De kist of bak waarin men het droge voer, tegenwoordig de haver, voor het paard bewaart. Deze kist staat meestal in de voergang in de paardestal. Vroeger werden er vooral ook haksel, soms zemelen, geplette haver, kaf of melasse in bewaard. De kist kan door een tussenwand verdeeld zijn. In het ene vak bewaart men dan meestal haver, in het andere iets anders. Soms zijn er meer dan twee vakken. Achter in het lemma staan enkele benamingen bijeen voor dit tussenschot. In het lemma wordt achter de codecijfers zoveel mogelijk met een cijfer vermeld in hoeveel delen de kist verdeeld was en wat er nog meer in bewaard werd dan de in het eerste lid van de woordtypen genoemde voedselsoort. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (haver) het lemma "haver" in aflevering I.4, nr 1.2.5 [N 5A, 59c en 72b; JG 1a en 1b; monogr.] I-6
haverkorfje spintje: spentšǝ (Spalbeek) Korfje uit stro en twijgen gevlochten waarmee men haver voor het paard in afmeet. De inhoud is ongeveer 3 kg. Men bindt het ook wel aan de muil van het paard om te beletten dat het ergens aan vreet, bijvoorbeeld bij het maaien. [N 18, 112] I-11
hazelaar hazenotenstruik: hazeneutestruik (Spalbeek), hozeneutestruik (Spalbeek) hazelstruik [ZND 26 (1937)] III-4-3
hazelnoot hazenoot: hazeneut (Spalbeek, ... ) hazelnoot [ZND 26 (1937)] III-4-3
hecht van een mes hecht: hēͅxt (Spalbeek) handvat van een mes (hecht, heft) [N 20 (zj)] III-2-1
hees, schor hees: hies (Spalbeek, ... ) hij is hees (zijn stem is weg) [ZND 26 (1937)] III-1-2
heilige, zalige heilige: ien heilige (Spalbeek) Heilige. [ZND 35 (1941)] III-3-3
heizode los- en stukploegen russen: røsǝ (Spalbeek) [N 27, 16] I-8
hengsel hengel: hengel (Spalbeek), heͅŋəl (Spalbeek) hengsel [ZND 43 (1943)] || hengsel van waterketel van koper of ijzeren met hengsel en tuit (hengel, hengsel) [N 20 (zj)] III-2-1