e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Spalbeek

Overzicht

Gevonden: 1456
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
heuvel, kleine hoogte heuvel: inne heuvel (Spalbeek) heuvel [ZND 34 (1940)] III-4-4
hiel vers: vaas (Spalbeek, ... ) hoe heet het achterdeel van de voet (fr. talon) [ZND 29 (1938)] III-1-1
hinkelblokje hinkblok: hinkblok (Spalbeek) Hoe heet het stukje hout of steen dat hierbij wordt gebruikt? [ZND 27 (1938)] III-3-2
hinkelen hinken: hinken (Spalbeek) Hoe heet het kinderspel, waarbij op één been gesprongen wordt? [ZND 27 (1938)] III-3-2
hinken hinken: hinken (Spalbeek), spanken: spenke (Spalbeek) Hoe heet: op één been springen (van pijn.) ? [ZND 27 (1938)] III-1-2
hoed (alg.) hoed: hyt (Spalbeek) hoed in het algemeen [doets, bikkel] [N 25 (1964)] III-1-3
hoed: spotnamen buis: beͅis (Spalbeek), hondskaar: honskēͅr (Spalbeek), hondskot: hoͅnskoͅt (Spalbeek), klak: klak (Spalbeek), pispot: pispoͅt (Spalbeek), weerhoed: we(jə)rhyt (Spalbeek) hoed in het algemeen [doets, bikkel] [N 25 (1964)] || hoed, hoge ~: spotbenamingen [tarpot, titsj, hekteliter, böömert, handskow, kachelpiep, sjtief] [N 25 (1964)] || hoed: spotbenamingen [weerhaan, sjeuvel, sjtift, tups, teps, tips, tömps, döppe, tietsj, dinkerik] [N 25 (1964)] III-1-3
hoeden van koeien hoeden: hiǝ (Spalbeek), hiǝn (Spalbeek) [N 3A, 12a; N M, 2; JG 1a, 1b; A 48, 18c; L 1a-m; L 27, 5; S 14; Wi 39; R; monogr.] I-11
hoedenspeld hoedenspeld: hi(jə)speͅl (Spalbeek) speld op een dameshoed [heujespang] [N 25 (1964)] III-1-3
hoef hoef: huf (Spalbeek, ... ) [S 14; L 1a-m]Zie afbeelding 2.26. [JG 1a, 1b; L 1, a-m; L 27, 6; N 8, 32.8 en 32.17; S 14] I-11, I-9