34567 |
hondenkar |
hondskar:
honskē̜r (P054p Spalbeek)
|
Kleine kar die door een hond getrokken wordt en die voornamelijk gebruikt werd voor het vervoer van allerlei kleine hoeveelheden. [N 17, 15a; JG 1a; N G, 51; monogr]
I-13
|
21622 |
honderd frank |
stuk van honderd frank:
ps. omgespeld volgens Frings.
ə steͅk va honərt fraŋ (P054p Spalbeek)
|
100 franc, een ~ (wit metaal) [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21043 |
honing |
honing:
hø̄neŋ (P054p Spalbeek)
|
Produkt door de bijen uit bloemvocht of nectar bereid en afgezet in de cellen van de raten. Honing is een zoete stof die door mensen als voedingsmiddel wordt gebruikt. [N 63, 43b; N 63, 111; L 1a-m; L 35, 105; S 14; S 38, JG 1a+1b; JG 2b-5; Ge 37, 128; A 9, 8; monogr.]
II-6
|
34638 |
hoofdbord |
kop:
kǫp (P054p Spalbeek)
|
Vaste, schuin boven het wiel geplaatste voorwand van de kruiwagen. [N 18, 98b + 99 + add; N G, 53c; JG 1a; JG 1d; monogr]
I-13
|
18187 |
hoofddoek |
slat:
slat (P054p Spalbeek)
|
Hoofdbedekking ter bescherming tegen de felle zon in de oogsttijd. De laatste opgaven van het lemma, met het type hoed, zijn allicht geen hoofddoeken, maar hoofdbedekkingen. [JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c]
I-4
|
23305 |
hoofdkap van vrouwelijke religieuzen |
kapje:
käpkə (P054p Spalbeek)
|
hoofdkap van vrouwelijke religieuzen [N 25 (1964)]
III-3-3
|
19654 |
hoofdkussen |
kussen:
keͅsə (P054p Spalbeek)
|
hoofdkussen [ZND 27 (1938)]
III-2-1
|
24344 |
hoofdluis |
luis:
løͅwəs (P054p Spalbeek),
lɛi̯s (P054p Spalbeek)
|
luis (znw enk) [N 26 (1964)] || luis (znw mv) [N 26 (1964)]
III-4-2
|
18059 |
hoofdpijn |
koppijn:
koppijn (P054p Spalbeek)
|
ik heb hoofdpijn [ZND 34 (1940)]
III-1-2
|
23341 |
hoofdtooi van communiemeisjes |
kroontje:
krunkə (P054p Spalbeek),
voile (fr.):
vu(wə)l (P054p Spalbeek)
|
Sluier, lange witte ~ met een kroontje van wasbloempjes, hoofdtooi van Communiemeisjes. [N 25 (1964)]
III-3-3
|