e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Spalbeek

Overzicht

Gevonden: 1456
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
huifkar huifkar: hø̜i̯fkē̜r (Spalbeek) Benaming voor een hoogkar waarop men een huif gezet heeft, zodat de kar voor personenvervoer gebruikt kon worden (bijv. bij kerk- en marktbezoek). Soms werd de huifkar ook voor vrachtvervoer, bijv. van meel, gebruikt. Zie ook het lemma molenkar in wld II.3. De huif was een linnen doek die over houten hoepels gespannen werd. Deze hoepels werden op hun beurt tegen de zijkanten van de kar bevestigd. Bovendien hing men aan de kar een trede, die het instappen vergemakkelijkte. [N 17, 10a + 15; N G, 51; JG 1a; S 15; L 27, 33; L 1a-m; R 3, 61; monogr.] I-13
huis, woning huis: høͅi̯s (Spalbeek) huis [ZND 34 (1940)] III-2-1
huisakker geleg: gǝleg (Spalbeek) Aan het erf grenzende akkergrond. [N 5AøIIŋ, 76d en 76e; N 6, 33a; A 10, 3 en 4; JG 1b, add.; L 19b, 1a; monogr.] I-8
huishouden huishoud: høͅi̯shā (Spalbeek) Wat een armzalig huishouden [ZND 32 (1939)] III-2-1
huismus, mus mus: məssən (Spalbeek) mus [ZND 43 (1943)] III-4-1
huisweide bleek: blēk (Spalbeek) I-7
huiveren bibberen: bibberen (Spalbeek, ... ), rijderen: rijəren (Spalbeek, ... ) Huiveren (beven, rillen van de kou of van schrik) [ZND 21 (1936)] || huiveren (beven, rillen van de kou of van schrik) [ZND 27 (1938)] III-1-2
huurcontract contract: ich heb ie contract van drij joar  kontract (Spalbeek) het contract dat gesloten wordt wanneer een huis wordt verhuurd; hoe zegt men b.v. "ik heb een ...... van drie jaar"? [ZND 43 (1943)] III-3-1
huurhuis gehuurd huis: gehierd huiwes (Spalbeek) huurhuis [ZND 27 (1938)] III-2-1
iemand uitschelden uitmaken: imand uitmaken (Spalbeek) Op iem. schelden, iem. uitschelden. Geef de gemeenzame uitdrukkingen op en zet tussen twee haakjes welke als "gemeen"of "plat"beschouwd worden. [ZND 34 (1940)] III-1-4