21353 |
kletsen |
babbelen:
Van Dale: babbelen, 1. veel praten over dingen van weinig belang, uit lust tot praten; (schoolt.) met elkaar praten van leerlingen onder de les; -2. praatjes verkopen, kwaadspreken; -3. keuvelen, gezellig praten; -4. (gew.) uit de school klappen; -5. (in litt. t.) een geluid maken dat aan babbelen doet denken.
babbele (P054p Spalbeek)
|
praten, klappen, kallen [ZND 36 (1941)]
III-3-1
|
21337 |
kletswijf |
babbelwijf:
babbelwijf (P054p Spalbeek)
|
Hoe heet een vrouw die veel babbelt [ZND 27 1938)]
III-3-1
|
25029 |
kleurx |
kleur:
kleer (P054p Spalbeek, ...
P054p Spalbeek),
kleur (P054p Spalbeek, ...
P054p Spalbeek)
|
kleur [ZND 01 (1922)], [ZND 28 (1938)]
III-4-4
|
18065 |
klierziekte |
klieren:
De meeste informanten vertalen enkel het zinnetje hij heeft klieren (in de hals) zonder een speciale benaming voor deze klieren op te geven.
kliere (P054p Spalbeek),
klierziekte:
klierzikde (P054p Spalbeek)
|
hij heeft klieren (in de hals). Bestaat hiervoor een speciale volksnaam ? [ZND 28 (1938)] || hoe heet de klierziekte die gezwellen in de hals veroorzaakt, die dan soms opengaan ? [ZND 36 (1941)]
III-1-2
|
34493 |
kloeken |
kloeken:
klukǝ (P054p Spalbeek)
|
Geluid voortbrengen, gezegd van een broedse kip. [N 19, 47; monogr.]
I-12
|
20950 |
klokhuis |
wrang:
vraag (P054p Spalbeek)
|
klokhuis (het binnenste van een appel) [ZND 17 (1935)]
III-2-3
|
33675 |
kluit aarde |
klot:
klǫt (P054p Spalbeek)
|
[N 27, 36; S 18; R 3, 8; L 28, 8; L 28, 9; L 1a-m; L B2, 290; ALE 257; Vd.; monogr.]
I-8
|
17921 |
knellen |
pitsen:
pitse (P054p Spalbeek),
pitsen (P054p Spalbeek)
|
die schoenen knellen mij (doen pijn) [ZND 28 (1938)]
III-1-2
|
18174 |
knellen, gezegd van schoenen |
pitsen:
pitse (P054p Spalbeek),
pitsen (P054p Spalbeek)
|
die schoenen knellen mij (doen pijn) [ZND 28 (1938)]
III-1-3
|
17677 |
knie |
knie:
knij (P054p Spalbeek, ...
P054p Spalbeek)
|
knie [ZND 28 (1938)]
III-1-1
|