e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Spalbeek

Overzicht

Gevonden: 1456

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
berrie ber(r)e: bęrǝ (Spalbeek) Elk van de twee bomen van de hoog- en stortkar waartussen het paard gespannen werd. De berries van de hoogkar verschillen essentieel van die van de stortkar: bij de eerste lopen de berries onder de hele bak door en maken ze er deel van uit (de zijwanden worden erop vastgezet), terwijl bij de tweede de berries tot halverwege de bak lopen en een aparte constructie vormen waarop de bak rust. Hierdoor kan de bak van de stortkar kippen, terwijl de berries op hun plaats blijven. Wanneer de bak van de hoogkar echter gekipt moet worden, gaat het hele voorstel van de kar omhoog. [N 17, 16 + 50b; N G, 54b + 64b; JG 1a; JG 1b; JG 1d; JG 2c; L 32, 63; L 34, 10; A 27, 20; Lu 5, 20] I-13
bestendig weer het weer is in de klink: ət wē’ər es enə kleuk (Spalbeek) bestendig weer [vaste lucht] [N 22 (1963)] III-4-4
betalen overkomen: ps. omgespeld volgens Frings.  ēi̯əvərk"mə (Spalbeek) Betalen, over de brug komen [afschieten?] [N 21 (1963)] III-3-1
betrappen betrappen: betrappe (Spalbeek), op de tij komen: cf. WNT sub tijd: te tijde, te tij, 1. bijtijds, tijdig; -2. te gelegener tijd.  op den tij kø͂ͅme (Spalbeek) betrappen [ZND 32 (1939)] III-3-1
betrekken (lucht) overtrekken: də loͅxt ē’əvərtreͅkt (Spalbeek) dicht gaan zitten zodat er regen dreigt, gezegd van de lucht [de lucht overtrekt, groeit, belommert] [N 22 (1963)] III-4-4
betten van een wonde baden: (Spalbeek) een wonde met warm water baden [ZND 32 (1939)] III-1-2
beurs, overrijp murw: merf (Spalbeek) overrijp, murw [ZND 31 (1939)] III-2-3
bewaarplaats van bieten en groenvoer in de stal voederhoek: vǫi̯ǝrhuk (Spalbeek) De plaats in de stal waar bieten en groenvoeder worden bewaard voor direct gebruik. De grote voorraad bevindt zich buiten de stal. De in de stal bewaarde hoeveelheid is voldoende voor enkele keren voederen. Sommige woordtypen benoemen niet een specifieke opslagplaats voor bieten en groenvoeder, maar duiden in het algemeen de ruimte aan waarin men dit voeder opslaat. Zie voor de fonetische documentatie van de woorden (voerhuis), (voederij), (voerij) en (voerderij) het lemma "voorstal, voedergang" (2.2.5). [N 5A, 34c] I-6
bewolking wolken: də woləkə (Spalbeek) bewolking, zwerk, wolkendek [schoft] [N 22 (1963)] III-4-4
bier bier: bier (Spalbeek) bier [ZND 27 (1938)] III-2-3