19029 |
luilak |
tuitendraaier:
tu’tedrieëner (Q121b Spekholzerheide)
|
luierik
III-1-4
|
23872 |
maagdenpalm |
immergroen:
um’merjreun (Q121b Spekholzerheide)
|
maagdenpalm
III-4-3
|
31868 |
maaien |
maaien:
mīǝnǝ (Q121b Spekholzerheide)
|
Vóór het verschijnen van de maaimachines werd het gras in het algemeen met de zeis gemaaid; de lemma''s van deze paragraaf hebben dan ook alleen op het maaien met de zeis betrekking. Aan het slot van de paragraaf over de zeis komt de grasmaaimachine zelf nog ter sprake. Hieronder zijn opgenomen de algemene benamingen voor het maaien: het afsnijden van het gras, het koren of een ander gewas met de zeis. In dit lemma en in de klankkaart wordt het woord maaien zèlf gedocumenteerd; in het volgende lemma, ''gras (af)maaien'', worden dan de specifieke of afwijkende woorden en woordvormen met betrekking tot het gras opgenomen. Zo zullen in de aflevering over de Akkerbouw de specifieke woorden voor het maaien van het graan en de andere gewassen worden gegeven. In de klankkaart is de klankkleur en de lengte van de klinker aangegeven; korte klinkers hebben een toevoeging aan het symbool. De aan- en afwezigheid van de j-klank is niet in kaart gebracht, maar uit de varianten in het lemma zelf af te lezen; per aangegeven klankkleur staan steeds de varianten met j-klank vooraan. Wanneer er meer dan één variant voor een plaats was opgegeven, is bij voorkeur het materiaal van de mondelinge enquêtes in kaart gebracht.' [N 11, add.; N 14, 86 add.; N 18, 67 add.; JG 1a, 1b; A 2, 70; A 3, 38, 40d; A 23, 16; L A2, 325, 483; L 4, 38; L 35, 85; L 39, 41; R 1; RND 122; S 22 add.; Wi 40; Lu 2, 34 II; monogr.]
I-3
|
29697 |
maalketel |
ketel:
kɛsǝl (Q121b Spekholzerheide)
|
De verticaal geplaatste, trechtervormige ketel van de vormbakpers. [monogr.]
II-8
|
20509 |
maaltijd |
maaltijd:
moal’tsiet (Q121b Spekholzerheide)
|
maaltijd
III-2-3
|
25164 |
maanlicht |
mond-licht:
mon⁄delit (Q121b Spekholzerheide)
|
maanlicht
III-4-4
|
25162 |
maanx |
mond (du.):
mond (Q121b Spekholzerheide)
|
maan
III-4-4
|
20870 |
macaroni |
noedelen:
noe’dele (Q121b Spekholzerheide)
|
macaronie
III-2-3
|
31279 |
machinale hamer |
damphamer:
damphamǝr (Q121b Spekholzerheide),
preslofthamer:
prɛslofhamǝr (Q121b Spekholzerheide),
veerhamer:
vē̜ǝrhamǝr (Q121b Spekholzerheide)
|
Hamer, door stoom, perslucht of elektriciteit aangedreven, waarmee zware voorwerpen kunnen worden gesmeed. De machinale hamer wordt doorgaans alleen in fabrieken en grote smederijen gebruikt. Hij bestaat uit een hamergewicht dat tussen loodrechte rails aan een touw of stang is bevestigd en vanaf een bepaalde hoogte naar beneden kan vallen. Wanneer de hamer door stoom wordt aangedreven, spreekt men van een stoomhamer; een hamer op perslucht wordt luchtdrukhamer genoemd. Bij de veerhamer is het hamergewicht aan een bladveer bevestigd om de hamerwerking te verhogen. De veerhamer wordt onder meer gebruikt bij het smeden van spaden en schoppen. [N 33, 70-72; N 33, 76]
II-11
|
31218 |
machineolie, motorolie |
machinesolig:
mašeŋs˱ǭlex (Q121b Spekholzerheide)
|
Smeerolie voor motoren. [N 33, 307]
II-11
|