30017 |
mortelbak |
spijsbak:
[spijs]˱bak (Q121b Spekholzerheide),
spijsvogel:
špīs˲vuǝjǝl (Q121b Spekholzerheide)
|
Van een handvat voorziene houten bak, soms aan de binnenzijde met blik of zink versterkt, waarmee de handlanger de aangemaakte mortel op de schouder naar de metselaar brengt. Aan de onderzijde van de bak kan een houten stok bevestigd zijn. Er bestaan ook geheel uit metaal vervaardigde mortelbakken. Zie ook afb. 22. In Q 198 kende men een uitvoering die van twee armen was voorzien en op beide schouders rustte. Zie voor de woordtypen 'vogel' en 'spijsvogel' ook het lemma 'Modderbak' in wld ii.8, pag. 40. De woorddelen '(mortel)-' ,'(spijs)-' etc. zijn fonetisch gedocumenteerd in het lemma 'Mortel'. [N 30, 45b; monogr.; div.]
II-9
|
24603 |
mos (alg.) |
mos:
moos (Q121b Spekholzerheide)
|
mos
III-4-3
|
20923 |
mossel |
mossel:
mó’sjel (Q121b Spekholzerheide)
|
mossel
III-2-3
|
20839 |
mosterd |
mosterd:
mós’terd (Q121b Spekholzerheide)
|
mosterd
III-2-3
|
24355 |
mot |
mot:
mot (Q121b Spekholzerheide)
|
mot
III-4-2
|
28350 |
motorgoot |
motorrutsche:
mōtǝrrutš (Q121b Spekholzerheide
[(Willem-Sophia)]
[Maurits])
|
Transportgoot waarop de beweging van de schudgootmotor wordt overgebracht. Een motorgoot is doorgaans een versterkte goot die aan de onderkant voorzien is van een zogenaamde slof met boutgaten. De slof dient om de verbinding met de motor tot stand te brengen. [N 95, 625; Vwo 3; Vwo 17; Vwo 84]
II-5
|
28347 |
motorraam |
raam:
rām (Q121b Spekholzerheide
[(Willem-Sophia)]
[Emma])
|
IJzeren raam waarop de motor van een schudgoot met bouten bevestigd kan worden. [N 95, 616]
II-5
|
25130 |
motregen, fijne regen |
gezouwels:
jezau⁄wel(s) (Q121b Spekholzerheide),
grizzelsweer:
jriezzelsweer⁄ (Q121b Spekholzerheide),
kniesregen:
knies⁄reën (Q121b Spekholzerheide),
motregen:
mot⁄reën (Q121b Spekholzerheide),
smies:
sjmies (Q121b Spekholzerheide),
smiesregen:
sjmies⁄reën (Q121b Spekholzerheide),
zouwel:
zau⁄wel (Q121b Spekholzerheide)
|
miezel || motregen, fijne regen
III-4-4
|
25100 |
motregenen, licht regenen |
fiezelen:
viez⁄zele (Q121b Spekholzerheide),
grizzelen:
jriez⁄zele (Q121b Spekholzerheide),
kniezen:
knie⁄ze (Q121b Spekholzerheide),
smiezen:
sjmie⁄se (Q121b Spekholzerheide),
ziemelen:
tsie⁄mele (Q121b Spekholzerheide),
zouwelen:
zau⁄wele (Q121b Spekholzerheide)
|
miezelen, motregenen
III-4-4
|
24356 |
mug |
mug:
muk (Q121b Spekholzerheide, ...
Q121b Spekholzerheide)
|
mug || steekmug [DC 18 (1950)]
III-4-2
|