e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Spekholzerheide

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
mortelbak spijsbak: [spijs]˱bak (Spekholzerheide), spijsvogel: špīs˲vuǝjǝl (Spekholzerheide) Van een handvat voorziene houten bak, soms aan de binnenzijde met blik of zink versterkt, waarmee de handlanger de aangemaakte mortel op de schouder naar de metselaar brengt. Aan de onderzijde van de bak kan een houten stok bevestigd zijn. Er bestaan ook geheel uit metaal vervaardigde mortelbakken. Zie ook afb. 22. In Q 198 kende men een uitvoering die van twee armen was voorzien en op beide schouders rustte. Zie voor de woordtypen 'vogel' en 'spijsvogel' ook het lemma 'Modderbak' in wld ii.8, pag. 40. De woorddelen '(mortel)-' ,'(spijs)-' etc. zijn fonetisch gedocumenteerd in het lemma 'Mortel'. [N 30, 45b; monogr.; div.] II-9
mos (alg.) mos: moos (Spekholzerheide) mos III-4-3
mossel mossel: mó’sjel (Spekholzerheide) mossel III-2-3
mosterd mosterd: mós’terd (Spekholzerheide) mosterd III-2-3
mot mot: mot (Spekholzerheide) mot III-4-2
motorgoot motorrutsche: mōtǝrrutš (Spekholzerheide  [(Willem-Sophia)]   [Maurits]) Transportgoot waarop de beweging van de schudgootmotor wordt overgebracht. Een motorgoot is doorgaans een versterkte goot die aan de onderkant voorzien is van een zogenaamde slof met boutgaten. De slof dient om de verbinding met de motor tot stand te brengen. [N 95, 625; Vwo 3; Vwo 17; Vwo 84] II-5
motorraam raam: rām (Spekholzerheide  [(Willem-Sophia)]   [Emma]) IJzeren raam waarop de motor van een schudgoot met bouten bevestigd kan worden. [N 95, 616] II-5
motregen, fijne regen gezouwels: jezau⁄wel(s) (Spekholzerheide), grizzelsweer: jriezzelsweer⁄ (Spekholzerheide), kniesregen: knies⁄reën (Spekholzerheide), motregen: mot⁄reën (Spekholzerheide), smies: sjmies (Spekholzerheide), smiesregen: sjmies⁄reën (Spekholzerheide), zouwel: zau⁄wel (Spekholzerheide) miezel || motregen, fijne regen III-4-4
motregenen, licht regenen fiezelen: viez⁄zele (Spekholzerheide), grizzelen: jriez⁄zele (Spekholzerheide), kniezen: knie⁄ze (Spekholzerheide), smiezen: sjmie⁄se (Spekholzerheide), ziemelen: tsie⁄mele (Spekholzerheide), zouwelen: zau⁄wele (Spekholzerheide) miezelen, motregenen III-4-4
mug mug: muk (Spekholzerheide, ... ) mug || steekmug [DC 18 (1950)] III-4-2