18917 |
traag |
traag:
troag (Q121b Spekholzerheide)
|
traag, langzaam
III-1-4
|
19363 |
trage vrouw |
slagbedrag:
sjlaag’bedraag (Q121b Spekholzerheide)
|
domme, luie vrouw
III-1-4
|
28367 |
transportband, bandtransporteur |
transportband:
transpǫrtbaŋk (Q121b Spekholzerheide
[(Willem-Sophia)]
[Emma])
|
Band zonder einde die tussen twee keerrollen en over een aantal draagrollen loopt. De band dient voor het transport van kolen of stenen en in sommige gevallen ook voor het vervoer van personen. Het woordtype "meco" van de respondenten uit L 417 en Q 3 duidt op de naam van de firma die de banden fabriceert (Defoin pag. 92). [N 95, 635; Vwo 89; Vwo 661; Vwo 788]
II-5
|
29693 |
transporteur |
transporteur:
transpǫrtø̄̄r (Q121b Spekholzerheide)
|
Transportmiddel tussen de kleibewerkingsapparaten en de steenpers in de vorm van een jacobsladder of een transportband. De jacobsladder bestaat uit een rondgaande ketting waaraan transportbakken zijn bevestigd. Bij het onderste keerpunt worden de bakken gevuld, bij het bovenste geledigd. [monogr.]
II-8
|
19809 |
trapleuning |
trappen-gelènder:
trapəjəlɛndər (Q121b Spekholzerheide)
|
trapleuning
III-2-1
|
19755 |
traploper |
trappenloper:
trapəløくər (Q121b Spekholzerheide)
|
traploper
III-2-1
|
19808 |
trappenhuis |
trappengang:
trapəjaŋk (Q121b Spekholzerheide)
|
trappenhuis
III-2-1
|
19463 |
trede |
trede:
tret (Q121b Spekholzerheide)
|
Elk van de horizontale, schuin boven elkaar gelegen delen van een trap. Bij een eenvoudige trap bevindt zich tussen de treden een open ruimte, bij andere trappen een verticaal stootbord. De treden worden van voren rond of geprofileerd bewerkt en hebben doorgaans een dikte van 28 tot 45 mm. Zie ook afb. 68. [N 55, 104a; N 79, 15; monogr.]
II-9
|
29634 |
trein kipkarren |
tog:
tsox (Q121b Spekholzerheide)
|
Rij aaneengekoppelde, volgeladen wagons die over smalspoor wordt voortbewogen. De jongen die tot taak had de kettingen waarmee de wagons onderling waren verbonden, los of vast te maken werd in L 270 kettingjong (kęteŋjoŋ) en in L 299 remjong (rɛmjoŋ) genoemd.' [N 98, 50; monogr.]
II-8
|
28240 |
treingeleider |
treingeleider:
treingeleider (Q121b Spekholzerheide
[(Willem-Sophia)]
[Emma])
|
De man die ondergronds verantwoordelijk is voor de goede gang van zaken bij het vervoer van personeel door middel van personentreinen. Uit de opgave "chef porion" uit L 286 voor de mijn van Eisden blijkt dat deze daar ook de functie van treingeleider vervult. [N 95, 715]
II-5
|