27805 |
voorbereidingspost |
voorrichting:
vȳrrexteŋ (Q121b Spekholzerheide
[(Willem-Sophia)]
[Maurits])
|
Front van de galerij waar de voorbereidingsploeg de galerij verder in de koollaag en het gesteente drijft. [N 95, 176; monogr.]
II-5
|
19767 |
voordeur, huisdeur |
huisdeur:
hūs˂dy(3)̄r (Q121b Spekholzerheide),
voordeur:
vy(3)̄rdy(3)̄r (Q121b Spekholzerheide)
|
huisdeur || voordeur
III-2-1
|
27933 |
voorgespannen kap |
voorgespannen kap:
vȳrgǝšpanǝ kap (Q121b Spekholzerheide
[(Willem-Sophia)]
[Domaniale])
|
Kap die bij voorgedreven betimmering wordt gebruikt en die gedragen wordt door de aan de reeds bestaande ondersteuning bevestigde voorspanbalken. [N 95, 363; monogr.]
II-5
|
30092 |
voorgevel |
gevel:
jiǝvǝl (Q121b Spekholzerheide)
|
De muur die de voorzijde van het bouwwerk vormt. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(muur)' het lemma 'Muur'. [N 31, 33a; monogr.]
II-9
|
29951 |
voorhamer |
voorhamer:
vȳrhamǝr (Q121b Spekholzerheide),
zware hamer:
šwǫarǝ hamǝr (Q121b Spekholzerheide)
|
Zware, ijzeren hamer met lange steel die met beide handen vastgehouden wordt. De pen van deze hamer staat meestal dwars ten opzichte van de steel. Zie ook afb. 35 en 36. Volgens het Tungelroys woordenboek (pag. 245) en het Tongers woordenboek (pag. 661) werd de voorhamer gebruikt bij het grove en zware werk. [N 33, 69; N 64, 40h; N 66, 26; L B2, 233; monogr.]
II-11
|
17747 |
voorhoofd |
ster:
šté:r (Q121b Spekholzerheide, ...
Q121b Spekholzerheide)
|
voorhoofd [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
17718 |
voorhuid |
floche (fr.):
floes (Q121b Spekholzerheide)
|
voorhuid van de penis [N 10c (1995)]
III-1-1
|
31263 |
voorijzer |
hoefijzer van de voorste poot:
h ̇of˱īzǝr van dǝr vȳštǝ pūǝt (Q121b Spekholzerheide)
|
Hoefijzer voor de voorhoef van het paard. De vorm van het voorijzer is doorgaans ronder dan dat van het achterijzer. Zie ook afb. 223a. [N 33, 353; N 33, 354a; monogr.]
II-11
|
29690 |
voormaler |
voormenger:
vȳrmę ̞ŋǝr (Q121b Spekholzerheide)
|
Maal- en mengkuip, waarin zich een as met armen bevindt die de klei snijdt en vervolgens in de richting van een opening drijft. Deze opening wordt doorgaans afgesloten door een schuif. De voormaler werd aanvankelijk zelfstandig gebruikt, later in combinatie met een steenpers. De drijfkracht werd vroeger geleverd door een paard of een stoommachine, later door een dieselmotor of elektriciteit. Volgens de invuller uit L 163a werd de klei met behulp van de leemmolen gemoediger (g\mujeg\r) en de kluiten (klyt\) werden kortgewreven (kǫrt˲g\vrēv\). [N 98, 88; N 98, 89; monogr.]
II-8
|
28009 |
voorman, ploegbaas |
voorman:
vȳrma.n (Q121b Spekholzerheide
[(Willem-Sophia)]
[Laura, Julia])
|
Ploegbaas of voorman op een werkpunt. Zie ook het lemma Schudgootbaas. [N 95, 163; monogr.; Vwo 23; Vwo 234]
II-5
|