e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Spekholzerheide

Overzicht

Gevonden: 2437
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
winkelhaak kruiscirkel: krytstserkǝl (Spekholzerheide), winkelhaak: weŋkǝlhǫak (Spekholzerheide  [(mv weŋkǝlhø̜ǝk)]  ), weŋkǝlhǭǝk (Spekholzerheide) Haak waarvan de armen een hoek van 900 vormen. Met de winkelhaak wordt haaks afgetekend of kunnen werkstukken op hun haaksheid worden gecontroleerd. De winkelhaak kan L- of T-vormig zijn uitgevoerd en al dan niet van een aanslag (blok) of maatverdeling zijn voorzien. De T-vormige winkelhaak wordt ook T-haak of kruishaak genoemd. Zie ook het lemma "winkelhaak" in Wld II.9, pag. 10 en afb. 76. [N 33, 318a; N 33, 318c-d; N 64, 79b; monogr.] II-11
winning förderung: fø̜rdǝruŋ (Spekholzerheide  [(Willem-Sophia)]   [Emma]) De werken die rechtstreeks betrekking hebben op het winnen van de kolen, dit in tegenstelling tot de voorbereidende en ontsluitende werken. [N 95, 201; N 95, 172; Vwo 19; Vwo 25; Vwo 32; Vwo 316; Vwo 563; Vwo 864] II-5
winteren (leem) dood maken: duǝt māxǝ (Spekholzerheide) Gezegd van klei die op de voorraadplaats gedurende de winter of de ligtijd een rottingsproces ondergaat. De woordtypen mouden of uitmouden waren in Q 83 gebruikelijk in de betekenis ø̄̄met vocht vermengen, knedenø̄̄. De zegsman hier gebruikt de woorden in een afwijkende betekenis: ø̄̄van klei, door weer en wind gebroken wordenø̄̄. [N 98, 60; monogr.] II-8
winterwortelen rode moren: rūǝ mūrǝ (Spekholzerheide) Daucus carota L. subsp. sativus (Hoffm.) Arcang. Bedoeld zijn hier de winterwortelen (of winterpenen) die op de akker worden geteeld, zowel als veevoeder, alsook voor de consumptie door mensen, met name voor de hutspot. De fijne variëteit tuinworteltjes komt in de aflevering over de moestuin aan bod. [N Q, 6c; JG 1a, 1b, 2c; A 4, 26c; A 49, 2b; L B2, 342; L 8, 100b; L 15, 29; L 20, 26c; Wi 7; S 45; monogr.] I-5
witte kaas, wrongel klatskaas: klatsj’kieës (Spekholzerheide), kletskaas: kletsjkieës (Spekholzerheide), makei: makai (Spekholzerheide), makeikaas: makaikieës (Spekholzerheide) wrongel || wrongel, kwark III-2-3
witte kool kappes: kappes (Spekholzerheide), wit moes: wies mos (Spekholzerheide) witte kool als gerecht [N Q (1966)] || witte kool, als plant of gewas [N Q (1966)] I-7, III-2-3
witte kwikstaart akkerstaartje: ak’kersjtets-je (Spekholzerheide), kwikstaart: kwik’sjtats (Spekholzerheide), wipstaart: wiep’sjtats (Spekholzerheide) kwikstaart III-4-1
wittebrood boterweg: bót’terwek (Spekholzerheide), weg: Verklw. weks-je Es wek en broeëd ópee, da krieste dikke bee  wek (Spekholzerheide), witbrood: Verklw. wiesbrüedsje  wies’broeëd (Spekholzerheide) wittebrood || wittebrood gebakken met boter III-2-3
witten kalken: kalkǝ (Spekholzerheide) Een muur of plafond bestrijken met witkalk. Doorgaans wordt voor witkalk gebruik gemaakt van kalk die met veel water is geblust en daarna in een kuil heeft gestaan om eventueel nog ongebluste deeltjes gelegenheid te geven uit te blussen en om een gedeelte van het overtollige water te verliezen. [N 67, 66e; monogr.; Vld.] II-9
woede gift: jif (Spekholzerheide), grel: jrel (Spekholzerheide), wut (du.): woed (Spekholzerheide) woede III-1-4