24300 |
dier, beest |
beest:
bieës (Q121b Spekholzerheide),
dier:
deer (Q121b Spekholzerheide)
|
beest || dier
III-4-2
|
17676 |
dij |
bovenbeen:
bó:əvəbé: (Q121b Spekholzerheide)
|
dij - welk gedeelte van het lichaam wordt er mee bedoeld? [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
24899 |
dinsdag |
dinsdag:
dees⁄dieg (Q121b Spekholzerheide),
deezdeg (Q121b Spekholzerheide)
|
dag; dinsdag [N 07 (1961)] || dinsdag
III-4-4
|
27597 |
diploma, houwersdiploma |
houwersdiploma:
hø̜jǝrsdiplōma (Q121b Spekholzerheide
[(Willem-Sophia)]
[Emma])
|
Na het volgen van de cursus voor houwer of elektricien krijgt men het bijbehorende diploma. [N 95, 995]
II-5
|
31706 |
dissel |
disselboom:
desǝlbōm (Q121b Spekholzerheide)
|
Een (korte of lange) boom of balk die aan het voorste asblok van de driewielige kar, de boomwagen of de wagen bevestigd is. De bespanning van de paarden wordt aan deze balk bevestigd. Naargelang de lengte onderscheidt men de korte of kromme dissel (meestal te vinden bij de driewielige kar en de boomwagen), waaraan ten hoogste twee paarden ingespannen konden worden en de lange dissel (meestal te vinden bij de wagen), waaraan twee of meer paarden ingespannen konden worden. De woordtypen die via een attribuut één van deze twee disseltypen aanduiden zijn samengebracht op het einde van het lemma. [N 17, 44a + 50b; N G, 70i-j; JG 1b; JG 1c; JG 1d; JG 2b; A 27, 19 + 21 + 22a; Lu 5, 19 + 21 + 22a; Wi 15; R 3, 93; L 33, 32; monogr.]
I-13
|
19790 |
divan |
couch (d.):
kau̯tš (Q121b Spekholzerheide)
|
couch, ligbank
III-2-1
|
20332 |
dochter |
dochter:
doater (Q121b Spekholzerheide),
doəter (Q121b Spekholzerheide)
|
dochter [DC 03 (1934)]
III-2-2
|
20419 |
dode |
lijk:
liech (Q121b Spekholzerheide, ...
Q121b Spekholzerheide)
|
lijk
III-2-2
|
24137 |
doffer, mannelijke duif |
vogel:
voeë’jel (Q121b Spekholzerheide)
|
duif, mannetje, doffer
III-4-1
|
18983 |
dom |
dom:
dom (Q121b Spekholzerheide)
|
dom
III-1-4
|