31357 |
drijfplaat, klauwplaat |
boorfutter:
bōǝrvōr (Q121b Spekholzerheide),
klauwplaat:
klǫwplāt (Q121b Spekholzerheide)
|
Ronde plaat op de as van de vaste kop van een draaibank die de aandrijfkracht overbrengt op het te draaien werkstuk. Wanneer men tussen twee centers draait, is de drijfplaat van de draaibank voorzien van een center en een pen die door middel van een meenemer het werkstuk in beweging zet. Zie ook het lemma "meenemer". De drijfplaat kan echter ook voorzien zijn van klauwen waarmee een werkstuk met regelmatige vorm kan worden vastgeklemd; in dit geval is geen tweede centerpunt op de losse kop van de draaibank noodzakelijk. Zie afb. 90a. Onregelmatig gevormde werkstukken worden met behulp van klemschroeven tegen een schijf met gaten (vgl. het woordtype stelplaat) vastgezet. De vier schroeven van deze plaat kunnen onafhankelijk van elkaar bewogen worden. Zie ook afb. 90b. [N 33, 228; N 33, 230]
II-11
|
29267 |
drijfriem |
drijfriem:
drīfrēm (Q121b Spekholzerheide),
kijlriem:
kęjlrēm (Q121b Spekholzerheide),
snaar:
šnār (Q121b Spekholzerheide)
|
Riem of snaar, vaak met trapeziumvormige doorsnede, die over schijven loopt en dient om de beweging van het ene machinedeel over te brengen op het andere. Vgl. voor het woordtype kijlriem (Q 99*, 121b) ook het Duitse keilriemen. [N 33, 259; monogr.]
II-11
|
27354 |
drijven |
drijven:
drīvǝ (Q121b Spekholzerheide
[(Willem-Sophia)]
[Laura, Julia])
|
Een mijngang of galerij langer maken. [N 95, 383; monogr.; Vwo 291]
II-5
|
33366 |
drinkbak voor de koeien |
zoopbak:
zūp˱bak (Q121b Spekholzerheide)
|
Uit een aantal benamingen wordt niet duidelijk om welke soort van drinkbak het gaat: los of vast, ouderwets of modern. Andere benamingen geven aan uit welk materiaal de bak vervaardigd is. [L 38, 33; monogr.; add. uit N 5A, 37a; A 10, 10]
I-6
|
19575 |
drinkbeker |
beker:
bɛxər (Q121b Spekholzerheide)
|
beker
III-2-1
|
19726 |
drinkbus |
blik:
blęx (Q121b Spekholzerheide
[(Willem-Sophia)]
[Domaniale])
|
De blikken fles waarin men drank, meestal koffie, bewaart. De opgave "lutte" uit Q 121 is metaforisch gebruikt. Wanneer iemand die bijzonder veel dorst heeft een hele grote drinkbus meebrengt zegt men wel dat hij "eŋ lo̜t" (luchtkoker) heeft meegebracht (Lochtman pag. 76). [N 95, 52; monogr.; Vwo 127; Vwo 158; div.]
II-5
|
20499 |
drinken |
drinken:
drinke (Q121b Spekholzerheide),
nennen:
kindertaal
nenne (Q121b Spekholzerheide),
nien’ne (Q121b Spekholzerheide),
pitsen:
Kóm, vier junt ós jauw ee pit¯sje
pit’sje (Q121b Spekholzerheide),
zuipen:
Deë zoeffet wie inne karebengel, wie inne karehónk Vrès wie ing kats en zoef wie inne hónk, de bliefste jezónk Zoeffe krai: zuiplap
zoef’fe (Q121b Spekholzerheide)
|
drinken [DC 03 (1934)]
III-2-3
|
19574 |
drinkglas |
bierglas:
bērjlās (Q121b Spekholzerheide),
glas:
glaas (Q121b Spekholzerheide),
jlās (Q121b Spekholzerheide),
hengelglas:
hɛŋəljlās (Q121b Spekholzerheide),
tulp:
tølp (Q121b Spekholzerheide)
|
bierglas || drinkglas zonder voet [N 20 (zj)] || glas || glas met oor || hoog naar de voet spits toelopend drinkglas
III-2-1
|
19562 |
drinkglas met voet |
wijnglas:
wienglaas (Q121b Spekholzerheide),
wijnroemer:
wienruümer (Q121b Spekholzerheide)
|
drinkglas met een voet (kapper, kopper(tje)) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
33672 |
drinkkuil in de wei |
poel:
pōl (Q121b Spekholzerheide)
|
Een kuil in het weiland met drinkwater voor het vee. De woordtypen drinkput en put duiden op een put gemaakt van cementen ringen. [N 14, 70; A 21, 1h; monogr.]
I-8
|