e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Spekholzerheide

Overzicht

Gevonden: 2437
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gebit gebit: good gebit (Spekholzerheide) Een gaaf gebit, het gebit van de oude man is nog heelemaal gaaf. [DC 14 (1946)] III-1-1
gebouw bouw: boͅu̯ (Spekholzerheide) gebouw III-2-1
gedeelte van de inzet blad: blat (Spekholzerheide  [(meervoud: blārǝ: een stapel stenen ter breedte van de lengte van één steen)]  ), kamer: kāmǝr (Spekholzerheide  [(hoeveelheid stenen van een afdeling van een oven)]  ), pot: pǫt (Spekholzerheide  [(de stenen geplaatst van de ene stookpot tot de volgende)]  ) In dit lemma is een aantal benamingen bijeen geplaatst die betrekking hebben op een gedeelte van de in één keer te bakken hoeveelheid stenen. [monogr.] II-8
gedeeltelijke opvulling slechte vul: šlę̄tǝ vøl (Spekholzerheide  [(Willem-Sophia)]   [Laura, Julia]) Methode van opvullen waarbij men open ruimten in de opvulling laat. Zie ook het lemma Gedeeltelijk Opvullen. [N 95, 554; N 95, 553] II-5
gedenken; gedachtenis gedenken: jedenke (Spekholzerheide) gedenke III-1-4
geduld geduld: jedóld’ (Spekholzerheide) geduld III-1-4
gedupeerd de domme zijn: d’r domme zieë (Spekholzerheide) de dupe zijn III-1-4
geelgors geelgeuts: jeëljüetsj’ (Spekholzerheide) geelgors III-4-1
geeuwhonger geeuwhonger: jieëhonger (Spekholzerheide), geiz-hunger: jietshonger (Spekholzerheide) geeuwhonger III-2-3
gegraven waterloop gracht: grāǝt (Spekholzerheide), zijp: sīf (Spekholzerheide) In het algemeen is in dit lemma sprake van een gegraven waterloop als afscheiding of om overtollig water af te voeren of om te bewateren. In dialectenqu√™tes zijn er veel vragen gesteld naar de benamingen voor een sloot, graaf of gracht. In de antwoorden bleek veel overlap te zitten. Het gaat hier om waterlopen die verschillend van breedte kunnen zijn. Omdat de antwoorden hierover niet eenduidig waren, was het niet mogelijk aan een begrip een vaste breedte toe te kennen. Algemeen kan men zeggen dat een gracht een bredere sloot is, een graaf een wat bredere, vaak droge sloot, en dat een goot, grub en zouw wat smallere waterlopen zijn. Het overeenkomstige bij alle waterlopen is dat ze gegraven zijn. [N 27, 24; AGV, m1; A 20, 1c; A 20, 1d; A 10, 21; A 2, 48; L 24, 27; L 1a-m; L 36, 4; L A1, 62; Lu 1, 5; R 14, 23j; S 11, 33; monogr.] I-8