e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Spekholzerheide

Overzicht

Gevonden: 2437
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
helemaal, geheel en al allerzeits: al⁄lerzaits (Spekholzerheide), berhaupt (du.): uberhaupt⁄ (Spekholzerheide), ram: ram (Spekholzerheide), volstendig: vol⁄sjtendieg (Spekholzerheide), zemplig: zemp⁄lieg (Spekholzerheide) helemaal, geheel en al III-4-4
helling van een koollaag gefälle: gǝfɛl (Spekholzerheide  [(Willem-Sophia)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) De hoek die een koollaag maakt met het horizontale vlak. Deze hoek, de hellingshoek, kan 0 tot 90 graden bedragen. Naar gelang de hellingshoek onderscheidt men vlak liggende, halfsteile en steile lagen. Het overgrote deel der koollagen in Zuid-Limburg (Ned.) ligt onder een flauwe helling. Soms komen daar halfsteile en steile hellingen voor (Driessen, pag. 8). [N 95, 519; monogr.] II-5
helpen helpen: hel’pe (Spekholzerheide) helpen III-1-4
hemd kuilhemd: kulhęjmǝ (Spekholzerheide  [(Willem-Sophia)]   [Domaniale]) Hemd, meestal gemaakt van flanel. [N 95, 60; monogr.] II-5
hengsel hengel: hɛŋəl (Spekholzerheide), hengsel: hengsel (Spekholzerheide) handvat, hensel || hengsel van waterketel van koper of ijzeren met hengsel en tuit (hengel, hengsel) [N 20 (zj)] III-2-1
herdershond schepershond: šīpǝshoŋk (Spekholzerheide) Hond van verschillend ras die door de herder wordt gebruikt ter bewaking van de schaapskudde. [N 7, 68; N 78, 21a; L 6, 30; JG 1a, 1b; monogr.] I-12
herfst, najaar herfst: herfs (Spekholzerheide), najaar: noa⁄joar (Spekholzerheide) herfst, najaar III-4-4
herfsttijloos herfstbloem: herfs’blom (Spekholzerheide) herfsttijloos III-4-3
herik mosterdbloem: mós’terdblom (Spekholzerheide) herik III-4-3
hert, ree hert: hiersj (Spekholzerheide), ree: rieë (Spekholzerheide) hert || ree III-4-2