| 20698 |
appelmoes |
appelcompte:
ap’pelkompot (Q121b Spekholzerheide),
compte:
meestal
kompot’ (Q121b Spekholzerheide)
|
appelmoes
III-2-3
|
| 24119 |
appelvink |
appelvink:
ap’pelvink (Q121b Spekholzerheide)
|
appelvink
III-4-1
|
| 32877 |
arend van de zeis |
angel:
ãŋǝl (Q121b Spekholzerheide)
|
Het blad van de zeis loopt aan de zijde waar het met de steel verbonden is uit in een smal, vaak extra verstevigd, stukje staal, de arend, dat tegen de steel van de zeis aanligt en door middel van de zeisring daaraan wordt vastgemaakt. Aan het uiteinde is de arend voorzien van een nokje dat in een gat in de steel wordt gestoken of geslagen; soms zijn er twee dergelijke nokjes (vergelijk het woordtype dobbelang). Voor de hoek die de arend met het zeisblad maakt, en het belang hiervan voor een goede "voering" van de zeis, zie de algemene toelichting bij deze paragraaf. Zie afbeelding 5, nummer 1. [N 18, 68a; JG 1a, 1b; A 4, 28c; A 14, 1; L 20, 28c; L 45, 1; monogr.]
I-3
|
| 31372 |
arend van een vijl |
staart:
štats (Q121b Spekholzerheide)
|
Het spits uitlopende deel van de vijl dat in het handvat wordt gestoken. Zie ook het lemma "vijlhandvat". Zie ook afb. 97. [N 33, 104; N 33, 203]
II-11
|
| 19794 |
armleuning |
leen:
leən (Q121b Spekholzerheide)
|
leuning van stoel
III-2-1
|
| 25055 |
armvol |
armvol:
ene hèlever hòj (Q121b Spekholzerheide),
hɛlǝvǝr (Q121b Spekholzerheide)
|
armvol hooi [ennen erval hoj] [N 07 (1961)] || De hoeveelheid stro of aren die men in de armen kan vasthouden. Zie ook het lemma ''handvol hooi'' (5.1.4) in aflevering I.3. [N 7, 58; L 1, a-m; L 1u, 8; L A1, 88; Wi 51; monogr.]
I-4, III-4-4
|
| 19499 |
as van het vuur |
fommendrek:
foͅmədrɛk (Q121b Spekholzerheide),
kluitendrek:
klytədrɛk (Q121b Spekholzerheide),
oudding:
ōͅt˂deŋk (Q121b Spekholzerheide)
|
as van de klompen kolengruis vermengd met leem || as van ‘fomme’ || verbrandingsresten van kolen (uit de kachel)
III-2-1
|
| 19679 |
asbak |
assenbak:
ɛ̄š˂bak (Q121b Spekholzerheide)
|
asbak
III-2-1
|
| 19722 |
aslade |
asseschot:
mv. Æß\\ß‹s\\r
ɛ̄šəšōͅs (Q121b Spekholzerheide),
vuurschot:
vy(3)̄ršōͅs (Q121b Spekholzerheide)
|
asla
III-2-1
|
| 33277 |
asperge |
spargel:
sjpargel (Q121b Spekholzerheide),
spergel:
šparjǝl (Q121b Spekholzerheide)
|
Asparagus officinalis L. Een tot 2 meter hoge plant met naaldvormige takjes en rode bessen, die op zandgronden groeit en om de jonge, ondergrondse spruiten als groente wordt geteeld in aspergebedden. [N Q, 7; monogr.] || asperge
I-5, I-7
|