id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
20698 | appelmoes | appelcompte: ap’pelkompot (Spekholzerheide), compte: meestal kompot’ (Spekholzerheide) | appelmoes III-2-3 |
24119 | appelvink | appelvink: ap’pelvink (Spekholzerheide) | appelvink III-4-1 |
32877 | arend van de zeis | angel: ãŋǝl (Spekholzerheide) | Het blad van de zeis loopt aan de zijde waar het met de steel verbonden is uit in een smal, vaak extra verstevigd, stukje staal, de arend, dat tegen de steel van de zeis aanligt en door middel van de zeisring daaraan wordt vastgemaakt. Aan het uiteinde is de arend voorzien van een nokje dat in een gat in de steel wordt gestoken of geslagen; soms zijn er twee dergelijke nokjes (vergelijk het woordtype dobbelang). Voor de hoek die de arend met het zeisblad maakt, en het belang hiervan voor een goede "voering" van de zeis, zie de algemene toelichting bij deze paragraaf. Zie afbeelding 5, nummer 1. [N 18, 68a; JG 1a, 1b; A 4, 28c; A 14, 1; L 20, 28c; L 45, 1; monogr.] I-3 |
31372 | arend van een vijl | staart: štats (Spekholzerheide) | Het spits uitlopende deel van de vijl dat in het handvat wordt gestoken. Zie ook het lemma "vijlhandvat". Zie ook afb. 97. [N 33, 104; N 33, 203] II-11 |
19794 | armleuning | leen: leən (Spekholzerheide) | leuning van stoel III-2-1 |
25055 | armvol | armvol: ene hèlever hòj (Spekholzerheide), hɛlǝvǝr (Spekholzerheide) | armvol hooi [ennen erval hoj] [N 07 (1961)] || De hoeveelheid stro of aren die men in de armen kan vasthouden. Zie ook het lemma ''handvol hooi'' (5.1.4) in aflevering I.3. [N 7, 58; L 1, a-m; L 1u, 8; L A1, 88; Wi 51; monogr.] I-4, III-4-4 |
19499 | as van het vuur | fommendrek: foͅmədrɛk (Spekholzerheide), kluitendrek: klytədrɛk (Spekholzerheide), oudding: ōͅt˂deŋk (Spekholzerheide) | as van de klompen kolengruis vermengd met leem || as van ‘fomme’ || verbrandingsresten van kolen (uit de kachel) III-2-1 |
19679 | asbak | assenbak: ɛ̄š˂bak (Spekholzerheide) | asbak III-2-1 |
19722 | aslade | asseschot: mv. Æß\\ß‹s\\r ɛ̄šəšōͅs (Spekholzerheide), vuurschot: vy(3)̄ršōͅs (Spekholzerheide) | asla III-2-1 |
33277 | asperge | spargel: sjpargel (Spekholzerheide), spergel: šparjǝl (Spekholzerheide) | Asparagus officinalis L. Een tot 2 meter hoge plant met naaldvormige takjes en rode bessen, die op zandgronden groeit en om de jonge, ondergrondse spruiten als groente wordt geteeld in aspergebedden. [N Q, 7; monogr.] || asperge I-5, I-7 |