27236 |
ingenieur |
ingenieur:
enjǝnø̜̄r (Q121b Spekholzerheide
[(Willem-Sophia)]
[Laura, Julia])
|
De algemene benaming voor ingenieur. De bevoegdheden en verantwoordelijkheden lopen nogal uiteen. [N 95, 139; N 95, add.; monogr.]
II-5
|
25794 |
injecteren |
injecteren:
injecteren (Q121b Spekholzerheide
[(Willem-Sophia)]
[Domaniale])
|
Belangrijkste stofbestrijdingsmethode bij de koolwinning. Een belangrijke vinding op het gebied van de stofbestrijding was het inpersen, injecteren, van water in de koollaag. Hiervoor werden op afstanden van 3 tot 5 meter voldoende diepe gaten in de kool geboord. Daarna werd het injectietoestel in het boorgat geplaatst. Als men water onder druk in het toestel liet stromen, drong het langs alle splijtvlakken en scheurtjes in de steenkool. Het bevochtigde als het ware de gehele koollaag tot een zekere diepte, waardoor koolwinning vrijwel zonder stofontwikkeling kon plaatsvinden (Handb. H. pag. 95). Het injecteren kon echter niet overal toegepast worden. Soms maakte het water het dak en de vloer slecht. In andere gevallen kon men het water niet in de kool persen, omdat er geen splijtvlakken en scheuren waren. [N 95, 781; N 95, 777; monogr.]
II-5
|
28017 |
inkerven |
inkerven tegen de lagen in:
ekɛrvǝ tēǝgǝ de loǝgǝ en (Q121b Spekholzerheide
[(Willem-Sophia)]
[Domaniale])
|
Een kerf in de koollaag maken. Daardoor verschaft de houwer zich een gunstige positie voor de ontkoling van het stuk in verband met de stand van de splijtvlakken. Respondenten uit Q 121 en Q 121a die invullen voor respectievelijk de mijnen Wilhelmina en Julia, verstaan onder "inkerven" een sleuf maken in de koollaag van ongeveer een meter tot op panddiepte. De laatstgenoemde zegsman merkt daarnaast op dat men op deze wijze de lagen vrij krijgt. Een andere invuller uit Q 121 schrijft voor de Domaniale mijn verder nog dat bij een ideale stand van de lagen, d.w.z. wanneer zij evenwijdig aan het vervoermiddel lopen, de winning eenvoudig kan plaatsvinden. Staan de splijtvlakken daarentegen dwars op het transportmiddel, dan zal in zo''n pijler een minimale prestatie worden geleverd ondanks een maximale prestatie van de koolhouwer omdat de kool versplintert en geen brokken levert. Een dergelijke pijler zal dus, indien de helling van de laag dit toelaat, gedraaid moeten worden. Defoin (pag. 86) merkt over "inkerven" op: "Om het front zijlings te kunnen aanvatten, moeten de kolenhouwers eerst een inkerving maken, hetgeen door twee naburige houwers doorgaans in samenwerking wordt gedaan op de grens tussen hun beider stokken." [N 95, 511; N 95A, 11 add.; N 95, 800; N 95, 393; monogr.]
II-5
|
21414 |
inktpot |
inktpot:
inktpot (Q121b Spekholzerheide)
|
inktpot [DC 14 (1946)]
III-3-1
|
19524 |
inmaakpot |
drijschilderbaar:
dreͅi̯šeldərbār (Q121b Spekholzerheide),
kappesbaar:
kapəs˂bār (Q121b Spekholzerheide),
kompesbaar:
kompəs˂bār (Q121b Spekholzerheide),
schilderbaar:
šeldərbār (Q121b Spekholzerheide)
|
aardewerken pot van 30 liter || hoge, stenen pot met 1, 2 of 3 schildjes erop aangebracht naargelang de inhoud (10, 20 of 30 liter) || stenen baar waarin de zuurkool werd bewaard || zuurkoolvat
III-2-1
|
20906 |
inmaken |
inmaken:
De boeëne, de proemme i¯maache
i’maache (Q121b Spekholzerheide)
|
inmaken
III-2-3
|
20835 |
inschenken |
inschudden:
Sjud nog ins i, op ee bee kan me nit stoa
i’sjudde (Q121b Spekholzerheide)
|
inschenken
III-2-3
|
29750 |
inslaan |
inschurgen:
ešø̜rǝgǝ (Q121b Spekholzerheide),
inzetten:
ezę ̞tsǝ (Q121b Spekholzerheide)
|
De droge vormelingen naar en in de oven brengen. De invuller uit Q 111 maakt een onderscheid tussen het aanvoeren en het opstapelen van de stenen. De eerste handeling duidt hij aan met de term brikken schurgen, de tweede met inzetten. Het lemma bevat zowel opgaven voor de veldoven als voor de meer fabrieksmatig georganiseerde steenovens. [N 98, 118; N 98, 152; monogr.]
II-8
|
28133 |
instorting |
brok:
brox (Q121b Spekholzerheide
[(Willem-Sophia)]
[Domaniale])
|
Het plots inzakken van het dak van de mijngang of een instorting in een galerij of steengang. [N 95, 901; N 95, 929; N 95, 843; monogr.; Vwo 172; Vwo 398]
II-5
|
28173 |
intrekkende schacht, instromingsschacht |
intrek:
entrɛk (Q121b Spekholzerheide
[(Willem-Sophia)]
[Domaniale])
|
De schacht waarlangs de verse lucht het ondergrondse gedeelte van de mijn wordt binnengevoerd. De opgaven "beur één", "put één" en "schacht één" duiden het nummer aan van de schacht die op de desbetreffende mijn als instromingsschacht wordt gebruikt. Zo vermeldt de invuller uit L 417 dat men op de mijnen in Zwartberg en Waterschei de oneven nummers voor de intrekkende schachten gebruikt, terwijl men de uitstromingsschachten even nummers geeft. Zie ook de semantische toelichting bij het lemma Luchtstroom. De fonetische documentatie van het woord (schacht) vindt men in het lemma Schacht. [N 95, 205; monogr.]
II-5
|