e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Spekholzerheide

Overzicht

Gevonden: 2437
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
inzakken, zich zetten duwen: døjǝ (Spekholzerheide  [(Willem-Sophia)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) Gezegd van de daklaag, wanneer deze zakt. Door de koolontginning maakt men ruimte in de koollaag. Door het enorme gewicht dat zowel op de koollaag als op de gesteentelagen drukt, willen de daklagen boven de gemaakte ruimte gaan zakken (Driessen pag. 152-153). Deze druk kan een steun zijn bij het werk van de koolhouwer, omdat ze een wat brekende werking uitoefent op de resterende koollaag. [N 95, 524; N 95, 389] II-5
inzetter enzetter: ezɛtsǝr (Spekholzerheide), inschurger: ešø̜rǝjǝr (Spekholzerheide) De arbeider die de droge vormelingen onder leiding van een deskundige die meestal ook als stoker fungeert, in de oven plaatste. In Q 111 maakte men een onderscheid tussen de schurger (ēø̜r\g\r) die de stenen aanvoerde en de inzetter (enzę ̞t\r) die de stenen in de oven plaatste. [N 98, 119; N 98, 153; monogr.] II-8
inzouten inzouten: ¯t sjpek i¯zaotse  i’zaotse (Spekholzerheide), pekelen: ¯t Vleesj pik¯kele  pik’kele (Spekholzerheide), zouten: De bótter zaot¯se Inne jezaatse herrek  zaot’se (Spekholzerheide) in de pekel zetten || inzouten || zouten III-2-3
jaloers jaloers: sjaloeës’ (Spekholzerheide), misgunstig: mis-jun’stieg (Spekholzerheide) afgunstig || jaloers III-1-4
jam marmelade: marmelaat’ (Spekholzerheide) jam III-2-3
jammer jammer: ⁄t is joamer (Spekholzerheide), schade: sjaad (Spekholzerheide) jammer || jammer [zund] [N 07 (1961)] III-1-4
jarig zijn geburtstag (du.) hebben: héə hàt jəboertsdāch (Spekholzerheide), jarig zijn: heiə is jeurìg (Spekholzerheide), héə is jörích (Spekholzerheide) Hij is morgen jarig. [DC 02 (1932)] III-3-2
jas kuiljas: kuljas (Spekholzerheide  [(Willem-Sophia)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) Jas die de mijnwerker als bovenkleding draagt. Het "putjasje" dat men in L 417 kent, heeft twee binnenzakken: één voor het eten en één voor de mijnlamp. [N 95, 64; Vwo 139] II-5
jenever klare: Ich drink jeer inne jónge kloa¯re Inne auwe kloa¯re hilt d¯r miensj óp joare Inne kloa¯re mit e klumpsje  kloa’re (Spekholzerheide), piek: piek (Spekholzerheide), schabouw: sjabauw’ (Spekholzerheide), schnaps (du.): Verklw. sjneps—je  sjnaps (Spekholzerheide), spriet: sjpriet (Spekholzerheide) jenever || klare (jenever) || slechte jenever III-2-3
jeugd, jongelieden jongelui: jonglü (Spekholzerheide), jonkheid: jonkheid  jónk’heet (Spekholzerheide) jeugd || jongelui III-2-2