19561 |
aszeef |
kolenzeef:
kolenzeef
koale zeef (Q121b Spekholzerheide),
ringelskorf:
reŋəlskøͅrf (Q121b Spekholzerheide)
|
kolenzeef || zeef; inventarisatie soorten en gebruiksmogelijkheden; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
20582 |
avondmaal |
avondbrood:
oa’vendbroeëd (Q121b Spekholzerheide),
avondeten:
oavendè:se (Q121b Spekholzerheide)
|
avondeten || de laatste maaltijd van de dag (verschil tussen zomer en winter [N 06 (1960)]
III-2-3
|
20546 |
azijn |
essig:
Zoeë zoer wie es¯sieg D¯r knien in d¯r es¯sieg leëje
es’sieg (Q121b Spekholzerheide)
|
azijn
III-2-3
|
22321 |
baantje glijden op het ijs |
slepen:
sjlīēfe (Q121b Spekholzerheide)
|
Baantje glijden [siddere, slibbere, sleure, kejje]. [N 07 (1961)]
III-3-2
|
17584 |
baard |
baard:
bá:t (Q121b Spekholzerheide, ...
Q121b Spekholzerheide)
|
baard [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
17720 |
baarmoeder |
baarmoeder:
baarmodder (Q121b Spekholzerheide)
|
baarmoeder [N 10c (1995)]
III-1-1
|
28005 |
baas |
ploegbaas:
plox˱bās (Q121b Spekholzerheide)
|
Bedrijfsleider, belast met het toezicht op en co√∂rdinatie van al de werkzaamheden in het steenbakkersbedrijf; vooral het stoken en het bakken van de stenen heeft zijn bijzondere aandacht. In het lemma zijn zowel benamingen opgenomen voor de baas bij een veldoven als voor de ploegbaas bij de latere industriële steenbakkerijen. Zie voor het woordtype inzetter ook de toelichting bij het lemma ɛinzetterɛ.' [N 98, 4; monogr.]
II-8
|
20551 |
babbelaar |
melksklompje:
milchs’klumsje (Q121b Spekholzerheide)
|
caramel
III-2-3
|
20278 |
baby, zuigeling |
wickelditz-je:
wik’keldiets-je (Q121b Spekholzerheide),
wikkelkind:
wik’kelkink (Q121b Spekholzerheide)
|
bakerkind, baby
III-2-2
|
27246 |
badknecht |
badknecht:
batknę̄t (Q121b Spekholzerheide
[(Willem-Sophia)]
[Domaniale])
|
Man die het badlokaal, eventueel ook het kleedlokaal, schoonhoudt. Volgens Lochtman (pag. 166) was het op de Domaniale mijn gebruikelijk in het kleedlokaal van "kouwewärter" te spreken en in het badlokaal van "badknecht". [N 95, 126; monogr.]
II-5
|