e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Stal

Overzicht

Gevonden: 238

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
<naam> <naam>: naamfiest viere (Stal, ... ) Feest vieren op de dag gewijd aan de heilige wiens naam men draagt [besteken]. [N 88 (1982)] III-3-2
aardbei aardbeer: èerdbere (Stal) I-7
abrikoos abrikoos: abrikoze (Stal) I-7
achterwand hoofdberd: høt˱bɛrt (Stal), schoft: schoft (Stal) De afneembare achterplank van de kar of wagen. Deze plank werd tussen de twee zijwanden geschoven om de laadruimte af te sluiten en kon tijdens het lossen weggenomen worden. Voor de betekenisontwikkelingen van de verschillende woordtypes, zie de toelichting bij het lemma voorwand. Op de kaart zijn voor Belgisch Limburg alleen de gegevens uit de mondelinge enqu√™te opgenomen. [N 17, 30a + 36 + 48; N G, 61c; JG 1a; JG 1b; JG 2b; JG 2c; A 26, 1a; Lu 4, 1a; L 33, 4; L 40, 56; monogr.] I-13
alles kwijt blut: blut (Stal), platzak: platzak (Stal) Alles bij het spel verloren hebben [keps, kaps, baard, dod, pret, bluts, rits, rutsel, rut, rus, molk, mol, mot]. [N 88 (1982)] III-3-2
anjelier genoffeltje: zjenoeffelkes (Stal), pluimpje: pluimkes (Stal) I-7
aprilgrap aprilvis: aprilvis (Stal) De dag waarop men lichtgelovige personen om een onzinnige boodschap stuurt (1 april). [N 88 (1982)] III-3-2
autoped autoped: /  autopet (Stal), trottinette (fr.): trontinet (Stal, ... ) Het speeltuig bestaande uit een plankje op twee kleine wielen met een stuurstang waarop men door afzetten met de voet rijdt [autoped, glijer, step, aveseerplankje]. [N 88 (1982)] || step [SND (2006)] III-3-2
bedelaar bedelaar: do warren drij minsen diē de bēdelaar geziēn haan (Stal) Er waren drie mensen die de bedelaar hadden gezien [ZND 46 (1946)] III-3-1
beeldzijde van een geldstuk kop: kop (Stal), kruis: kruis (Stal) De beeldzijde van een munt of geldstuk [kop, kruis, illevers, leeuw, wapentje]. [N 88 (1982)] III-3-2