22095 |
<naam> |
<naam>:
naamfiest viere (K359a Stal, ...
K359a Stal)
|
Feest vieren op de dag gewijd aan de heilige wiens naam men draagt [besteken]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
33482 |
aardbei |
aardbeer:
èerdbere (K359a Stal)
|
I-7
|
33619 |
abrikoos |
abrikoos:
abrikoze (K359a Stal)
|
I-7
|
34584 |
achterwand |
hoofdberd:
høt˱bɛrt (K359a Stal),
schoft:
schoft (K359a Stal)
|
De afneembare achterplank van de kar of wagen. Deze plank werd tussen de twee zijwanden geschoven om de laadruimte af te sluiten en kon tijdens het lossen weggenomen worden. Voor de betekenisontwikkelingen van de verschillende woordtypes, zie de toelichting bij het lemma voorwand. Op de kaart zijn voor Belgisch Limburg alleen de gegevens uit de mondelinge enquête opgenomen. [N 17, 30a + 36 + 48; N G, 61c; JG 1a; JG 1b; JG 2b; JG 2c; A 26, 1a; Lu 4, 1a; L 33, 4; L 40, 56; monogr.]
I-13
|
22335 |
alles kwijt |
blut:
blut (K359a Stal),
platzak:
platzak (K359a Stal)
|
Alles bij het spel verloren hebben [keps, kaps, baard, dod, pret, bluts, rits, rutsel, rut, rus, molk, mol, mot]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
33621 |
anjelier |
genoffeltje:
zjenoeffelkes (K359a Stal),
pluimpje:
pluimkes (K359a Stal)
|
I-7
|
22451 |
aprilgrap |
aprilvis:
aprilvis (K359a Stal)
|
De dag waarop men lichtgelovige personen om een onzinnige boodschap stuurt (1 april). [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22370 |
autoped |
autoped:
/
autopet (K359a Stal),
trottinette (fr.):
trontinet (K359a Stal, ...
K359a Stal)
|
Het speeltuig bestaande uit een plankje op twee kleine wielen met een stuurstang waarop men door afzetten met de voet rijdt [autoped, glijer, step, aveseerplankje]. [N 88 (1982)] || step [SND (2006)]
III-3-2
|
21454 |
bedelaar |
bedelaar:
do warren drij minsen diē de bēdelaar geziēn haan (K359a Stal)
|
Er waren drie mensen die de bedelaar hadden gezien [ZND 46 (1946)]
III-3-1
|
22403 |
beeldzijde van een geldstuk |
kop:
kop (K359a Stal),
kruis:
kruis (K359a Stal)
|
De beeldzijde van een munt of geldstuk [kop, kruis, illevers, leeuw, wapentje]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|