21772 |
zich aanstellen |
een kemel schieten:
doa-ha-er ne kemel geschote (K359a Stal),
ne kemel schiejte (K359a Stal)
|
zich aanstellen [N 102 (1998)]
III-3-1
|
17975 |
ziek |
ziek:
zik (K359a Stal, ...
K359a Stal,
K359a Stal)
|
ziek [ZND 46 (1946)] || ziek: Daar loopt nu die man, die zn dochter (of: wiens dochter) ziek is geweest [ZND 44 (1946)]
III-1-2
|
17783 |
zien, kijken |
zien:
zien (K359a Stal)
|
Jan heeft een dikke stok op de weg zien liggen. [ZND 46 (1946)]
III-1-1
|
34580 |
zijladder |
leren:
lērǝn (K359a Stal)
|
Ladderachtige zijkant van de hooikar. De zijladder bestaat uit een aantal sporten, die twee ladderbomen verbinden. Een gedeelte van dit materiaal werd al behandeld in wld I.3, maar wordt hier volledigheidshalve herhaald en aangevuld. [N 17, 12a + 30b + 40 + 46b + add; JG 1a; JG 1b; JG 1c; JG 1d; A 26, 2a; Lu 4, 2a; monogr.]
I-13
|
27824 |
zijwand |
sponnen:
spǫnǝ (K359a Stal)
|
Elk van de zijkanten van een kar, wagen of kruiwagenbak. Herhaaldelijk worden in het materiaal speciaal de zijkanten van een hoogkar vermeld, die afgenomen kunnen worden. De zijwanden van de slagkar, die samen met de voorwand een vast geheel vormen, krijgen vaak geen aparte naam. De zijplanken zijn horizontale planken die tegen verticale rongen staan en waarop verhoogsels gezet kunnen worden. De woordtypes kist, mouw, komp en korf, die thans "elk van de twee zijwanden" betekenen, zijn oorspronkelijk termen voor de kar- of wagenbak als geheel. De benamingen voor dit geheel worden behandeld in het lemma bak. De meer specifieke benamingen voor de zijwanden van de kruiwagen worden onder het betreffende lemma behandeld. [N 17, 30a + 40 + 46a + add; N G, 53c + 60 a-b; JG 1a; JG 1b; JG 1c; JG 1d; JG 2a; JG 2b; JG 2c; A 26, 2b; Lu 4, 2b; monogr.]
I-13
|
17827 |
zitten |
zitten:
zitten (K359a Stal)
|
zitten [ZND 46 (1946)]
III-1-2
|
33618 |
zuring, groente |
sulker:
sulker (K359a Stal)
|
I-7
|
33481 |
zwarte bes |
moerberen:
moerbere (K359a Stal)
|
I-7
|