e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Stein

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
een ei ei: ē̜i̯ǝ (Stein) [L 1a-m; L 3, 8; L 5, 79; L 26, 13b; L 30, 18b; L 35, 7; JG 1b; RND 123; Vld.; monogr.] I-12
een geerakker ploegen kortvoren: voor de vraag of dit woordtype voor de volgende plaatsen beschouwd moet worden als werkwoord dan wel als meervoudig substantief zie men ook het vorige lemma  [kortvoren] (Stein) Afhankelijk van de gebruikte ploeg en de gevolgde ploegwijze kan de geer van een trapeziumvormige akker op verschillende manieren worden geploegd. Wordt de akker met een wentel- of een keerploeg bewerkt, dan kan men a) met de geer beginnen en dan - schuin tegen de geervoren aan - de lange voren ploegen, of b) met de lange voren beginnen en op de overblijvende geer korter wordende voren ploegen, waarbij tenslotte - schuin op de geervoren - nog enige lange sluitvoren worden geploegd. Op een uiteen te ploegen geerakker ploegt men vanaf de zijkanten eerst de lange voren, totdat men de in midden uitgezette geer bereikt. Daar ploegt men dan korter wordende voren, die in het midden (waar men moest keren) worden aangevuld met een aantal lange sluitvoren. Wordt die geerakker het jaar daarop bijeengeploegd, dan ploegt men in het midden eerst het daar uitgezette geerstuk bijeen; daarop laat men dan de lange voren volgen. Als een trapeziumvormige akker geploegd kan worden in voren die in dezelfde richting lopen als de evenwijdige korte en lange zijde van het stuk, hoeft men geen geer te ploegen. Voor het([...)-gedeelte van sommige varianten zie men het vorige lemma. [N 11, 64; N 11A, 126a + b + c + d; JG 1a + 1b; monogr.; A 33, 9 add.] I-1
een gleuf aanbrengen in het deegbrood knippen: knippen (Stein) Met de schaar of het mes een gleuf aanbrengen in het deegbrood. Volgens de informant van L 330 wordt dit "knippen" gedaan om het rijzen te bevorderen bij slechte deeg. [N 29, 44a] II-1
een halfhoutse hoekverbinding maken haaks overeenlassen: hǭks˱ ø̄vǝręjn lašǝ (Stein), half op half inleggen: half˱ ǫp half˱ enlęqǝ (Stein) Twee stukken hout met behulp van een lip onder een bepaalde hoek met elkaar verbinden. [N 54, 51a] II-12
een hond vleien aanhalen: aan hoale (Stein), vleien: WBD/WLD  vleiën (Stein) Hoe noemt u een hond vleien (fluren, flemen) [N 83 (1981)] III-2-1
een huis uitzetten uitzetten: ūt˲zętǝ (Stein) De omtrek van een te bouwen huis met palen en planken uitzetten. [N 30, 24a; monogr.] II-9
een kater hebben een kater hebben: eine kater höbben (Stein) kater hebben; Hoe noemt U: Zich niet lekker voelen de dag na een flinke drinkpartij (een kater hebben) [N 80 (1980)] III-2-3
een kind op de arm dragen dragen: dragen (Stein), wiegen: wëge (Stein) een kind op de arm dragen [peizen] [N 87 (1981)] III-2-2
een koningin opzetten (een) koningin invoeren: kø̄nǝgen envø̄rǝ (Stein) Een moerloos volk een koningin geven. [N 63, 100c; monogr.] II-6
een kophout plaatsen (een kophout) zetten: (een kophout) zetten (Stein  [(Maurits)]   [Zwartberg]) Een voorlopige ondersteuning plaatsen tijdens de winning van een koollaag. Zie voor het object "kophout", "kopstijl" etc. het lemma Kophout. [N 95, 492; N 95, 291] II-5