20525 |
flensje |
flensje:
flenschjes (Q015p Stein),
pannenkoekje:
pannekeukske (Q015p Stein)
|
flensje; Hoe noemt U: Een dun pannekoekje, een flensje (struifje, koekje, flensje, broedertje) [N 80 (1980)] || Wentelteefjes (fleweene brood, fluweele brood, verdwene brood, verwèène brood?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
25295 |
fles, maat van ong. 0,8 liter |
fles:
fles (Q015p Stein)
|
de maat die een inhoud aangeeft van 0,8 liter [fles] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
17989 |
flets |
pips:
pips (Q015p Stein)
|
Flets: ongezond bleek of vaal van gelaatskleur (flets, geeps, kwips, pips). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
18912 |
flink; flinke persoon |
hel:
hel (Q015p Stein),
hel werken:
hel wirke (Q015p Stein)
|
geneigd om flink aan te pakken, om stevig door te werken [hel, flink] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18021 |
fluim |
fluim:
fluum (Q015p Stein)
|
fluim [klad, kwalster, kwaaier] [N 10a (1961)]
III-1-2
|
21345 |
fluisteren |
smoezen:
Van Dale: smoezen, I.2. bedekt en zacht met iem. praten vooral ten koste van iemand anders.
smoezə (Q015p Stein)
|
fluisteren [DC 16 (1948)]
III-3-1
|
24782 |
fluitekruid |
schalk:
WLD
schalk (Q015p Stein)
|
Fluitekruid (anthriscus sylvestris 50 tot 150 cm. De stengels zijn gegroefd en zijn hol, meestal onderaan behaard; de bladeren zijn tot 3-voudig geveerd, en zacht behaard, de omwindseltjes zijn 5-bladig; de bloemen zijn wit, zelden roze; de vruchten zij [N 92 (1982)]
III-4-3
|
25025 |
fonkelen, flonkeren |
flonkeren:
flonkeren (Q015p Stein)
|
levendig, maar niet onrustig stralen of glanzen, warm schitteren [sprietelen, fonkelen, flonkeren] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
21559 |
fooi |
drinkgeld:
drinkgeldj (Q015p Stein),
fooi:
fooi (Q015p Stein)
|
de gift in geld aan iemand die een dienst verleend heeft (vanwege zijn beroep) [fooi, pree, drinkgeld] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
33528 |
framboos |
framboos:
mv: -e; oi van trois
framboise (Q015p Stein)
|
[DC 13 (1945)]
I-7
|