e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Stein

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
freesmachine frees: frē̜s (Stein) Machine, bestaande uit een metalen frame waarop een verticale as is aangebracht die voorzien is van een aantal beiteltjes. Met de freesmachine kunnen inkervingen in het hout worden aangebracht. Ze wordt ook gebruikt om bepaalde profielen in het hout aan te brengen en is dan vaak de vervanger van de profielschaven. Zie ook afb. 56. [N 53, 86a; monogr.] II-12
fris weer kil: kil (Stein), koel: keul (Stein), kouwelijk: kouwelijk wèèr (Stein) tamelijk koud, gezegd van het weer [koutig] [N 81 (1980)] III-4-4
frisdrankenhuisje melkboede: mɛlkbut (Stein  [(Maurits)]   [Maurits]) Gebouwtje waar melk, limonade, haringen, sigaretten, sprits en pruimtabak te koop zijn. [N 95, 6 add.; N 95A, 15] II-5
fronsen fronselen: fronsjelen (Stein), fronsen: frônsen (Stein) Fronsen: tot rimpels samentrekken, gezegd van wenkbrauwen en voorhoofd (fronsen, zich fronsen, fronselen, rimpelen). [N 84 (1981)] III-1-1
front front: front (Stein  [(Maurits)]   [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]) Het uiteinde of de zijde van de mijngang die in het gesteente of in de steenkoollaag vooruitgedreven wordt. Werkfront in het algemeen. [N 95, 10; N 95, 398; monogr.; Vwo 329] II-5
fruit eten grasgroen eten: graasgreun éten (Stein) fruit eten; Hoe noemt U: (Veel, onrijp) fruit eten (groezen, snaaien, snatsen, snoeien) [N 80 (1980)] III-2-3
fruiten braden: broajen (Stein), fruiten: fruiten (Stein), smoren: smaoren (Stein) fruiten; Hoe noemt U: Vlees of uien bruin braden (fruiten, fritten) [N 80 (1980)] III-2-3
fruitworm worm: eigen spellingsysteem  worm (Stein) worm die in een appel huist [pieremenneke] [N 26 (1964)] III-4-2
funderingssleuven uitsteken uitschachten: ūtšaxtǝ (Stein) Gleuven uitsteken langs de vier wanden op de bodem van de uitgegraven kelderruimte. In de sleuven worden later de fundamenten geplaatst. Zie voor het woordtype 'gescheuten' (Q 194) ook RhWb dl. VII, k. 962, s.v. 'Geschäu': ø̄das Mauerwerk aus Bruchsteinen an der Erde, auf dem die Balkenlage des Fachwerkhauses ruht.ø̄ [N 30, 25a; monogr.] II-9
gaan liggen (van de wind) liggen: likken (Stein), zich leggen: de weinjd lêkt zicht (Stein) gaan liggen, gezegd van de wind [stillen] [N 81 (1980)] III-4-4