30037 |
gebluste kalk |
kalk:
kalǝk (Q015p Stein)
|
Ongebluste kalk die met water is aangelengd. Zie ook het lemma 'Kalk blussen'. Gebluste kalk wordt gebruikt bij de bereiding van mortel. Woordtypen als 'stubkalk', 'poederkalk', 'poeder' en 'zakjeskalk' verwijzen naar schelpkalk die direct na het branden droog geblust wordt en in poedervorm op de bouwplaats wordt aangeleverd. [N 30, 30a; N 30, 30b; N 30, 30c; N 30, 32f; monogr.]
II-9
|
22513 |
geboortefeest |
kindjeskoffie:
kindjeskoffie (Q015p Stein)
|
Het feestje ter ere van de geboorte van een kind [sol, kinderfooi, pastellenhuisje, kindjeskermis, kindjeskoffie, gebuurkoffie, snee(i)]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
20182 |
geboren worden |
geboren werden:
geboare wêre (Q015p Stein),
get jongs krijgen:
get jongs kriegen (Q015p Stein)
|
Geboren worden (jong zijn). [N 84 (1981)]
III-2-2
|
18335 |
gebreide kous |
strikkous:
strikkous (Q015p Stein)
|
breikous [sjtrikhaos, strikkous] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
21320 |
gebrekkig spreken |
stamelen:
stamelen (Q015p Stein, ...
Q015p Stein),
stumelle (Q015p Stein)
|
gebrekkig spreken [hakkelen, tottelen, stamelen, touwen, tatewalen, totteren, stotteren] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
22436 |
gebruik |
gebruik:
gebruuk (Q015p Stein),
gewente:
gəweͅndə (Q015p Stein)
|
Een wijze van doen die in meer of minder ruime kring in zwang is [gebruik, gewoonte, gewente, zwang, geplogenheid]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
21492 |
geburen |
buurlui:
buurluu (Q015p Stein),
naburen:
naobers (Q015p Stein)
|
alle buren samen [geburen, gebuur] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
19248 |
gedenken; gedachtenis |
herdenken:
hèrdenken (Q015p Stein)
|
terugdenkend aan overleden personen op bepaalde data [gedenken, geheugen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17546 |
gedrongen postuur |
gedrongen:
gedronge (Q015p Stein)
|
gedrongen, een gedrongen postuur hebben [N 10 (1961)]
III-1-1
|
19046 |
geduld |
geduld:
hup toch geduld (Q015p Stein)
|
Hoe zegt men: Heb nou toch geduld, jongen! [N I (1964)]
III-1-4
|