20753 |
appeltaartje |
toeslagje:
toeslegske (Q015p Stein)
|
Appeltaartje (tartepumke, toeslaag?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
24119 |
appelvink |
appelvink:
appelvenk (Q015p Stein)
|
appelvink (18 grote snavel, kort staartje; grote vogel; zeer schuw; zeldzaam; vreet vruchtenpitten; roep [ptik] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
21848 |
arbeid |
werk:
werk (Q015p Stein),
werken:
wirke (Q015p Stein),
wirken (Q015p Stein)
|
het werken, het arbeiden [foter, werk] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
30265 |
architraaf |
architraaf:
aršitrāf (Q015p Stein),
chambranle:
šābraŋ (Q015p Stein)
|
Zie kaart. Omlijsting van een raam- of deurkozijn, doorgaans in de vorm van een geprofileerde lat. In de eenvoudigste vorm bestaat de architraaf uit een koplat die op het kozijn wordt gespijkerd. Meestal wordt er echter een platstuk aan toegevoegd dat met de koplat een geheel kan uitmaken of ook wel afzonderlijk met een sponning in de koplat wordt gewerkt. Wanneer de architraaf breder is dan het kozijnhout, worden in de muur architraafklossen gemetseld waartegen de architraaf kan worden vastgezet. [N 55, 20; N 55, 145; monogr.]
II-9
|
32068 |
architraafspijker |
achttiener:
axtēnǝr (Q015p Stein),
architraafnagel:
aršitrāfnāgǝl (Q015p Stein),
chambranle-nagel:
šābraŋnāgǝl (Q015p Stein)
|
Spijker met verloren kop waarmee de omlijsting van een deur- of raamkozijn wordt vastgezet. Zie ook het lemma ɛarchitraafɛ in wld II.9, pag. 116. Volgens de respondenten uit Stein (Q 15), Bilzen (Q 83) en Mechelen (Q 204a) hadden latnagels nummer 18/14; ze waren dan dus 1.5 duim (3.5 tot 4 cm) lang.' [N 54, 16c]
II-12
|
24937 |
arduin, hardsteen |
arduin:
arduin (Q015p Stein),
hardsteen:
hardstein (Q015p Stein),
helsteen:
helstein (Q015p Stein),
naamse steen:
neemse steen (Q015p Stein)
|
hardsteen, harde, meest blauwgrijze kalksteen, gebruikt voor stolpen, hoekstenen enz [arduin] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
25272 |
are, maat van 100 m2 |
are:
are (Q015p Stein)
|
de maat die een oppervlakte aangeeft van 100 vierkante meter [are] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
32877 |
arend van de zeis |
ang:
ãŋ (Q015p Stein),
haak:
hǭk (Q015p Stein)
|
Het blad van de zeis loopt aan de zijde waar het met de steel verbonden is uit in een smal, vaak extra verstevigd, stukje staal, de arend, dat tegen de steel van de zeis aanligt en door middel van de zeisring daaraan wordt vastgemaakt. Aan het uiteinde is de arend voorzien van een nokje dat in een gat in de steel wordt gestoken of geslagen; soms zijn er twee dergelijke nokjes (vergelijk het woordtype dobbelang). Voor de hoek die de arend met het zeisblad maakt, en het belang hiervan voor een goede "voering" van de zeis, zie de algemene toelichting bij deze paragraaf. Zie afbeelding 5, nummer 1. [N 18, 68a; JG 1a, 1b; A 4, 28c; A 14, 1; L 20, 28c; L 45, 1; monogr.]
I-3
|
18239 |
armband |
armband:
armbànd (Q015p Stein),
ermbendj (Q015p Stein),
ermbenjt (Q015p Stein)
|
band- of ringvormig, gewoonlijk metalen sieraad dat om de arm of pols gedragen wordt [armband, bracelet] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
21709 |
armbestuur |
armenvereniging:
erme vereiniging (Q015p Stein),
vincentiushuis:
vincentiushoes (Q015p Stein)
|
de instelling die zich tot doel stelt arme mensen te ondersteunen [arme, armekom-mer, grootvaal, armbestuur] [N 90 (1982)]
III-3-1
|