| 22328 |
inzet bij het spel |
pot:
poͅt (Q015p Stein),
potje:
poͅtjə (Q015p Stein)
|
Het geheel van wat door elk van de spelers in een partijtje op het spel gezet is [pot, zaad, zwik]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
| 17593 |
iris |
iris:
iris (Q015p Stein),
oogappel:
oagappel (Q015p Stein)
|
Iris: het gekleurde gedeelte van het oog waarin zich de pupil bevindt. [N 84 (1981)]
III-1-1
|
| 21851 |
jaarmarkt |
jaarmarkt:
joarmert (Q015p Stein),
jourmert (Q015p Stein),
jààrmert (Q015p Stein)
|
de markt die elk jaar op een vaste tijd wordt gehouden [foor, jaarmarkt] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
| 18539 |
jachtpak |
jachtkostuum:
jachcostuum (Q015p Stein)
|
het jachtcostuum [N 59 (1973)]
III-1-3
|
| 18566 |
jacquetpak |
jacquet (<fr.):
jacquet (Q015p Stein)
|
het jacquet-costuum [N 59 (1973)]
III-1-3
|
| 21181 |
jagen |
afjagen:
āfjāgǝ (Q015p Stein),
jagen:
jagen (Q015p Stein)
|
Kunstmatige manier bij de korfteelt om een zwerm van het moedervolk te scheiden. Wanneer een voorzwerm niet snel genoeg afkomt en wanneer de imker er belang bij heeft dat het volk spoedig gaat zwermen, dan neemt hij zijn toevlucht tot het jagen. Als het darrenbroed achter in de korf bruin is, kunnen de bijen gejaagd worden. De imker zet de moederkorf met de kop op de grond en plaatst er de jaagkorf bovenop, zodat de openingen van beide korven tegen elkaar sluiten. Op de plaats waar de openingen tegen elkaar komen, windt men er een bijdoek om. Met ijzeren krammen hecht men de korven stevig aan elkaar vast. Men gaat nu met beide handen of met soms een stok voor en achter tegen de moederkorf kloppen, onderaan bij de kop van de korf beginnend en geleidelijk aan hoger (Gelens 1963, pag. 22). Af en toe opent men het gesloten vlieggat en blaast er rook in. Als men uit het zoemen der bijen heeft opgemaakt dat zij in de jaagkorf zijn overgelopen, maakt men de korven weer los. De koningin gevolgd door de groep bijen die normaal zou zijn gaan zwermen, zit nu in de jaagkorf. In de moederkorf, waarin geen moer meer zit, moet weer een sterk volk opgroeien door eerst en vooral een nieuwe koningin of moer te vormen. [N 63, 87a; monogr.] || voorttrekken van een trekschuit [jagen] [N 90 (1982)]
II-6, III-3-1
|
| 18560 |
jagersjas |
jagersjas:
jagersjas (Q015p Stein)
|
groene jas met een plooi in de rug [N 59 (1973)]
III-1-3
|
| 18259 |
jak |
kazavek:
kasjevék (Q015p Stein)
|
vrouwenjak, kort jasvormig getailleerd bovenkledingstuk [jak, baskien, bollero, zeelewermer, kasjevek] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
| 18996 |
jaloers |
jaloers:
jaloers (Q015p Stein),
sjerloes (Q015p Stein)
|
een andere om iets benijdend [jaloers, afgunstig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
| 20548 |
jam |
gelei:
gelei (Q015p Stein),
jam:
sjem (Q015p Stein),
sjèm (Q015p Stein)
|
jam; Hoe noemt U: Gelei van met suiker gekookte, fijngemaakte vruchten, om op de boterham te smeren (jam, confiture) [N 80 (1980)]
III-2-3
|