20768 |
kaantjes |
krapjes:
krepkes (Q015p Stein),
verklw.
krépkes (Q015p Stein),
krappen:
krappen (Q015p Stein),
vetkrappen:
vètkrappen (Q015p Stein)
|
vetklonters die overblijven bij het smelten van runds- of varkensvet [N 06 (1960)]
III-2-3
|
26500 |
kaar |
kaar:
kār (Q015p Stein)
|
Trechtervormige bak boven de bovenste molensteen waarin het te malen graan wordt gestort. Zie ook afb. 78. [N O, 19i; N O, 41a; A 42A, 37; N D, 11; Sche 51; Vds 148; Jan 155; Coe 136; Grof 157; monogr.]
II-3
|
24676 |
kaardenbol |
kam:
WLD
kam (Q015p Stein, ...
Q015p Stein)
|
[N 92 (1982)]Weverskaarde (dipsacus fullonum 120 tot 150 cm groot. De plant heeft een krans van lange, rechtopstaande schutbladeren. De schutblaadjes steken uit boven het purperen blad en eindigen in buigzame of stijve stekels. Vroeger in Limburg gekweekt en daar we [N 92 (1982)]
I-7, III-4-3
|
19791 |
kaars |
kaars:
kēͅs (Q015p Stein)
|
kaars [RND]
III-2-1
|
19422 |
kaarsendomper |
domper:
domper (Q015p Stein)
|
Kapje met een steel om een kaarsvlam te doven (dover, domper, domphoorn) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
22531 |
kaart die niet meetelt in het spel |
blanke, een ~:
blanke (Q015p Stein)
|
Een kaart of kaarten die niet meetellen in het spel [bleuze, blanks, blanche]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22392 |
kaart met prentje |
mannetje:
meͅŋkə (Q015p Stein),
prentje:
preͅntjə (Q015p Stein)
|
Een kaart met een prentje erop [beeld, pop, prentje]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22505 |
kaarten (ww.) |
kaarten:
ka:rtə (Q015p Stein)
|
kaarten [RND]
III-3-2
|
22395 |
kaarten bijnemen |
raffelen:
raffelen (Q015p Stein)
|
Kaarten bijnemen [rafelen, fretten]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22386 |
kaarten voor geld |
gokken:
gokke (Q015p Stein),
tuisen:
toesjen (Q015p Stein)
|
Kaartspelen voor geld [tuisen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|